God inc. Het ‘universele individu’


Om te kunnen bepalen hoe we onszelf anders kunnen organiseren, is het belangrijk om te begrijpen hoe we onszelf nu eigenlijk láten organiseren. We zijn geneigd te denken dat we geen keuze hebben, omdat het anders zogezegd ‘chaos’ wordt. Daarbij wordt net gedaan alsof dit systeem zoals we dit nu kennen ‘toevallig’ is ontstaan. Het is echter niet zomaar uit de lucht komen vallen. Er zit een vrij specifieke ideologie en idee achter. Eeuwengeleden al en tot op de dag van vandaag.

Dit artikel is bedoeld om de grotere beeldspraak (metafoor) waarop het systeem is gebaseerd te ontrafelen. Hoe we het geestelijke zijn gaan personifiëren als goddelijk en als ‘één’ universeel en ondeelbaar individu zijn gaan zien en hoe dit universalisme heeft geleid tot idealisme en moralisme en de roep tot algehele ‘eenwording’, die de maatschappij van vandaag totaal beheerst.

Het begon allemaal met voorouderverering en vervolgens hun vereniging

Het monotheïstisme (‘slechts één God’), waarbij slechts één almachtig, alziend en alwetend opperwezen bestaat en daarbuiten géén, is niet van alle tijden. Het is vreemd genoeg ontstaan als een centralisatieslag op basis van polytheïsme (‘vele goden’), wat op zijn beurt weer is ontstaan vanuit de heidense tradities van voorouderverering. De veelheid heeft geleid tot eenheid, niet andersom (zoals later ook nog voorbij komt). De voorouders waren de grote inspiratiebron, net als de grootouders die als meest wijzen een belangrijke rol hadden in het bestuur en de rechtspraak van de gemeenschap en het doorgeven van de gewoonten en gebruiken, zodat de opgedane kennis niet verloren zou gaan. De stamboom was de oorsprong.

Generatie op generatie veranderden de beelden over deze voorouders van directe ervaringen naar overgeleverde verhalen, die door de orale overdracht wellicht weinig aan beleving inboetten, maar ook minder zuiver werden qua betekenis. De voorouders, zeker als het ging om stichtende verhalen, werden op een voetstuk geplaatst en kregen steeds meer een heilige status, zeker onder invloed van de opkomende priesterklassen van overheersende volkeren van buiten.

De heidense stammen of natuurvolkeren geloofden bijna zonder uitzondering in een ‘grote geest’, die de indianen van Noord-Amerika de ‘Great Spirit’ noemden en in de Japanse animistische Shinto religie nog altijd centraal staat. In die zin waren zij allemaal ‘atheïstisch’, aangezien zij die geest niet personifieerden tot een ‘Theos’ of ‘Deity’, een individuele, ondeelbare persoonlijkheid of ‘wezen’, maar als een kracht die in alles en iedereen tot uitdrukking kwam en als een elastiekje alles bij elkaar hield. Een atheïst is dus niet een ‘ongelovige’ of ‘materialist’, maar gelooft niet in een ‘opperwezen’, net als anarchisten (letterlijk ‘geen heerser’) zich prima kunnen organiseren, maar niet in een ‘heerser’ geloven.

De geest was voor deze oervolkeren dus de kracht die alles aan elkaar verbond, maar niet zozeer tot één maakte. En daar zit de ‘grote nuance’. Deze oervolkeren keken van nature naar de sterrenhemel voor antwoorden. Astronomie en astrologie zijn dan ook van oudsher de ‘koninklijke wetenschappen’. Zij zagen het niet zozeer als een universum, maar als het heelal of de kosmos. Het universum is daarentegen universeel (waar ‘katholiek’ synoniem voor is) en dus één en nog letterlijker: ééngeworden. Daar komt ook de moderne spirituele gedachte vandaan dat ‘alles één is’. Terwijl de oude beschavingen hier heel anders over dachten. Het heelal is niet één, maar het geheel van alles. Een geheel van delen en geen eenheid van onderdelen.

Alhoewel gelukkig steeds meer wordt betwijfeld of deze volkeren ook zonder uitzondering offers brachten in tempels, wat meer een moderne en eenzijdige interpretatie is van wat wij nog altijd zien als ‘wilden’ (‘savages’), werden dit soort volkeren of hun gebieden vaak veroverd, waarbij enerzijds werd gepoogd om deze ‘goden’ en hun bijgeloof te gebruiken als manier om hen onder de duim te houden en te beheersen, ingesloten (inclusie) in het Pantheon (‘alle goden’). Anderzijds werden deze mensen zelf tot ‘barbaroi’, wilde barbaren of niet-burgers, vernederd en onderworpen, zodat de ‘beschaafden’ zich konden verheffen om óver hen te heersen. Daarbij werden hun volksverhalen langzaam maar zeker omgevormd in de richting van het ‘universele verhaal’, zodat zij toch min of meer één zouden worden.

De Romeinen hebben dit spel tot een kunst verheven, maar zijn hierin niet de eersten geweest. De oude Chinese dynastieën waren de eerste grote inspiratiebron voor de rijken rond de Middellandse Zee, omdat via de zijderoute(s) veel van de mythologie uit het oosten westwaarts werd genomen. Wie de wereldgeschiedenis wil begrijpen moet dan ook de handelsstromen bestuderen. Het Chinese rijk was het eerste eenheidsrijk ter wereld, waarbij zelfs terug in de tijd geredeneerd de goden tot keizers (en niet andersom) werden gemaakt om de dynastie onafgebroken voort te kunnen laten bestaan. En Rome was het meest westelijke punt van de zijderoutes. Rome moet daarom veel meer vanuit Azië worden benaderd en begrepen dan vanuit West-Europa.

Iets verder oostelijk gingen de Helleense oude Grieken hen daarin voor (o.a. Philippos II en Alexander de Grote). Maar nog iets verder zuidoostelijk ontstonden al in de tijd van de Egyptische farao’s pogingen om de warboel van verschillende goden (voorouders dus) te vervangen door de verering van één God, die uiteraard zijn gelijke vond in de ene farao. De verenigende God was in dit geval zonder uitzondering de zonnegod, het stralende middelpunt, die het leven schept.

Dit idee lijkt te zijn ontstaan bij de farao Akhenaten1 uit het oude Egypte (waarvan ook theorieën bestaan, o.a. van Freud, dat hij de historische Mozes is geweest2), die slechts één (mono) van de goden bóven alle andere (in totaal negen Neteru3) stelde: Aten, de zonnegod, hij waar alles (letterlijk) om draait en waar Akhenaten zichzelf naar vernoemde. En alle andere goden (en dus voorouders) werden officieel ‘geschrapt’. Dit lijkt ook de basis te hebben gevormd voor de ‘jaloerse God’ van het oude testament (Adonai, verwijzend naar Aten), wat dus niet wil zeggen dat er geen andere goden bestaan, maar dat die niet mogen worden vereerd als ‘hoogste’. Het oude testament is tenslotte geschreven vanuit het volk dat Egypte moest ontvluchten.

De hoofdstad van het rijk van Akhenaten was gevestigd in Heliopolis wat Oudgrieks is voor ‘stad van de zon’, specifiek refererend aan de zonnegod Helios. De obelisken van Heliopolis, die eveneens als symbool van zonaanbidding fungeren met hun mini-piramide aan de top die de vier seizoenen/zonnewendes symboliseert (net als het Griekse gelijkbenige Kruis dat het dominante symbool is in de oude ordes). Deze obelisken zijn vanuit Egypte over de hele westerse wereld verspreid, waaronder Parijs, Londen en New York en maar liefst zeven stuks in Rome4. Koning Felipe VI van Spanje is dan ook, niet geheel toevallig, degene die aanspraak kan maken op de titel van Keizer van het Romeinse Rijk en Farao van Egypte5.

Daarnaast verwijst het kruis naar de vier vaste, ‘koninklijke sterren’6 die de vier vaste tekens van de dierenriem voorstellen: stier (aarde), leeuw (vuur), schorpioen/adelaar (water) en waterman (lucht). De ‘hemel’ heeft dan ook een dubbele betekenis. Een geestelijke, in de zin van het hiernamaals, maar ook een wereldse, in de zin van het hemelgewelf, waar de ‘goden’ vandaan komen. Dat we naar boven kijken als we aan de ‘hogere machten’ denken heeft dus mogelijk een veel ‘plattere’ betekenis dan we denken. Het effect is gelijk.

De Negen Vorsten in Windsor voor de begrafenis van koning Edward VII in 1910.

De Romeinen tillen het naar een volgend niveau

De Romeinen stonden erom bekend alle goden van de veroverde provinciën (waar het woord ‘provincie’ of ‘gouvernement’ nog altijd voor wordt gebruikt) op te nemen in hun ‘Pantheon’ (‘Alle goden’), zodat het Romeinse Rijk ‘één’ kon blijven binnen die enorme verscheidenheid van gebruiken en gewoonten. Er ontstond op deze manier echter ook een priesterkaste die zich opwierp als de bemiddelaars tussen de goden en de ‘gewone mensen’, die deze verbinding niet bezaten.

De taak van de priesters was daarnaast om de ‘leer’, de centrale ideologie (dogma) met regels en rituelen, goed te verspreiden en bewaken. Daarbij was het uiteraard van het allergrootste belang dat deze lokale volkeren zich onderwierpen aan het centrale gezag. De goden moesten daarom eveneens worden gecentraliseerd, zodat uiteindelijk slechts verantwoording werd afgelegd en orders werden opgevolgd vanuit dat ene allerhoogste, oppermachtige punt. De keizer (Caesar).

Sommige van deze priesters waren ook echte magiërs (van ‘Magyaren‘), zoals de druïden of monniken (van ‘mono’ en ‘monastiek‘). Tibetaanse monniken zijn al eeuwenlang in staat een tulpa of egregor (geestelijke entiteit) te scheppen, waarmee er daadwerkelijk een geest komt te ‘huizen’ in deze fictief geschapen ‘personen’, die afhankelijk zijn van de verering van hun volgelingen. Tegenwoordig verrichten we dit soort magische rituelen met logo’s en branding en worden wij in bezit genomen en ingelijfd (geïncorporeerd) door onze eigen scheppingen om een kunstmatige eenheid of (rechts)persoon te vormen. Hetzelfde gebeurt met leiderverheerlijking, waarbij een soort magische cultus (sekte) ontstaat rondom zo’n leider en de centrale ideologie.

De overgang van de Romeinse Republiek naar het Romeinse Rijk bleek een cruciaal omslagpunt te zijn. Julius Caesar (spreek uit als ‘kaisar’) werd in een tijd van crisis als ‘dictator’ benoemd (dictators worden benoemd, tirannen doen dit zelf) door de senaat. Maar toen hij eenmaal ‘imperator’ van het ‘imperium’ was, heeft hij zichzelf laten ‘vergoddelijken’ en op dezelfde hoogte laten plaatsen als de goden. Zijn opvolger Augustus heeft hier een traditie van gemaakt, waarbij deze titel erfelijk werd doorgegeven als princeps, waar het woord ‘prins’ van afstamt: de ‘eerste’.

In de eerste eeuwen voor Christus had Rome al een systeem waarbij de verschillende stammen op het Apennijns Schiereiland opgedeeld waren in bepaalde “klassen” al naargelang hun relatie tot de Romeinse keizer. De Latijnen (regio Latium rond Rome) werden als Romeinse bloedbroeders beschouwd. Daarna kwamen de foederati: zij hadden het Romeins burgerrecht niet, maar waren verbonden aan Rome met een plechtig, formeel en eeuwigdurend bilateraal hulpverleningsverdrag (in het Latijn foedus, waarvan het woord ‘federatie‘ afkomstig is).

De overige volkeren waren bondgenoten (socii, waarvan het woord ‘sociaal‘ en ‘sociëteit‘ of ‘society’ afkomstig is), provincia (provinciën) en colonia (kolonies of nederzettingen). Al deze volkeren waren civitas (waar ‘civiel’ en ‘civil society’ van afstamt) die werden bestuurd door een gubernator of gouverneur, waar ‘government‘ vandaan komt. Municipium (waar ‘municipality’ of gemeente vandaan komt) was de Latijnse term voor een statuut van een stad die was ingelijfd (geïncorporeerd, inc.) in het Romeinse Rijk. Al deze termen worden nog altijd gebruikt, vaak in moderne variaties, maar de oorsprong is nog altijd gelijk: Rooms-Latijns.

Er doet zelfs een legende de ronde dat het Romeinse Rijk niet mocht ophouden te bestaan en moest worden voortgezet, omdat een bijbelse profetie verkondigde dat dan de antichrist zou opstaan. De staat werd hiermee als schild en pantser gezien voor satan zelf. Hierdoor werd het idee van het Romeinse Rijk als beschermende kracht tegen de chaos (Oudgrieks voor ‘leegte’ en niet van ‘wanorde’) en het einde der tijden populair. Tot op de dag van vandaag gebruiken wereldleiders dit soort profetieën om hun macht en hogere positie te rechtvaardigen door steeds weer de angst voor ‘chaos’ te scheppen.

Het Romeinse Rijk is dan ook een eeuwige bron van inspiratie voor wereldleiders, die stuk voor stuk het Rijk willen herstellen, of beter gezegd, aanspraak willen maken op de titel van Keizer of Tsaar (het Moskou van de Romanovs werd het derde Rome genoemd), zodat zij hun wereldlijke macht verder konden uitbreiden. Meer hierover in het artikel ‘Rules-Based World Order?’

Christus als het hoofd van het ene lichaam

Om als ene heerser aan het ‘hoofd’ van een imperium te kunnen heersen, moet je het tot een ‘eenheid’ weten te smeden, waarbij vele zaken geüniformeerd moeten worden om iedereen netjes en ordentelijk in de pas te laten lopen en geen uitwassen en afwijkingen toe te staan die de macht kunnen ondermijnen. Het motto is daarom niet enkel ‘verdeel en heers’, maar ‘verdeel, verenig en heers.”

Religie is daarbij een zeer belangrijk middel dat de Romeinen gebruikten om de verste uithoeken van het Rijk te kunnen onderwerpen en overheersen. Want hoe groter het rijk groeit, hoe lastiger het is om de uitdijende buitengrenzen en provincies onderdeel te laten zijn van de grotere eenheid en eendracht die het Rijk voorstaat en nodig heeft om voort te kunnen bestaan en door te groeien.

Zo heeft het christendom als grootschalige godsdienst de eerste eeuwen in de kantlijn gestaan en is pas écht doorgebroken in de tijd van keizer Constantijn, die het Romeinse Rijk zag instorten en zich als eerste Roomse keizer tot het christendom bekeerde, dit tot rijksreligie (staatsgodsdienst) verhief en het concilie van Nicaea9 belegde waar de christelijke kerk voor het eerst als ‘eenheid’ samenkwam om tot één centrale leer (dogma) te komen. Het is maar zeer de vraag of deze heersers zelf wel geloofden in deze religie, vaak werden in hogere kringen de oude rituelen doorgegeven en opgevoerd, die een belangrijke voedingsbodem bleven voor de gesloten genootschappen, tot op de dag van vandaag.

Zo werden de wereldse aangelegenheden van de staat en de wereldse eerste vertegenwoordiger van God op aarde (de princeps, principe, principaal of prins) steeds meer aan de paus als geestelijke eerste vertegenwoordiger van God op aarde gekoppeld. Later zouden alle westerse keizers door de paus gekroond worden, tot Napoleon die zichzelf kroonde in het bijzijn van de paus. De gelijkstelling aan de goden was de enige manier voor hen om aanspraak te kunnen maken op deze allerhoogste, oppermachtige positie. Later werd dit ontkerkelijkt (seculier), bijvoorbeeld door Keizer Wilhelm van Pruisen, die zich liet kronen tot keizer door de keurvorsten als koning der koningen. Baas boven baas.

Dat dit mandaat van ‘boven’ komt is ergens ook niet heel gek. De goddelijke vertegenwoordiging van het staatshoofd en de staat ontspringt bij de vergoddelijking van de Romeinse keizers, die dit op hun beurt weer afkeken van de Chinese keizers, en is eeuwen later weer in zwang gekomen met de keizers van het Heilige Roomse Rijk, die zich lieten kronen door de paus. Maar ook bij de absolute vorsten van de periodes daarna, die zich beriepen op een ‘Droit Divine’, het goddelijk recht om te regeren.

Uit deze innige vervlechting van kerk en staat is het Corpus Christianum geboren. Hiermee wordt de voorstelling van een eenheid van kerk en staat, van geestelijke en wereldlijke heerschappij bedoeld in de personen van paus en de prins als twee machthebbers (gek genoeg zijn zij niet ‘één’) en dienaren van het hoofd Christus binnen één christelijke wereld en kerk.

Christus was dan ook priester én koning, daarmee de enige echte, onverdeeld soeverein vorst. ‘Christus’ is Oudgrieks voor ‘gezalfde’, iemand die de zalving heeft ontvangen. Daar komt ook de term ‘Chrisma’10 vandaan en waarschijnlijk eveneens ‘charisma’ (‘bovennatuurlijke genadegaven’). Zalving was enkel weggelegd voor de belangrijkste ingewijden, de hoogste prinsen (vooral keizers) en hogepriesters.

Men wordt daarnaast ‘lid’ (ledemaat) van dit ‘lichaam’ door de doop en neemt dit lichaam tot zich via de hostie. Men wordt er niet alleen christen van, maar ook burger. Christen-zijn en een goede burger zijn komen zo dicht bij elkaar te liggen, net als de morele inmenging van de staat in het dagelijks leven, bijvoorbeeld door recht te spreken over goed en kwaad. In het verlengde hiervan zochten staten ook naar de verdere eenwording hiervan, door bijvoorbeeld het christendom tot staatsgodsdienst uit te roepen, omdat de staat zich enkel mág mengen in algemene zaken die voor allen gemeen zijn en niet in het particuliere, de privé aangelegenheden.

Het oog is daarbij ook een fascinerende beeldspraak. Het hoogste orgaan van het Vaticaan heet dan ook de ‘Holy See’. Het ene oog is daarnaast een veelgebruikt symbool dat van Wodan/Odin komt, waarvan werd gezegd dat hij slechts één oog had. Het ‘godssymbool’ is een cirkel met een punt in het midden, wat wordt gezien als symbool voor de zon, maar eigenlijk de oorspronkelijke chaos (de leegte waaruit alles ontspringt) symboliseert. Het ene oog komt ook terug in ‘the eye of providence’, de deksteen van de zinnebeeldelijke piramide van het 1-dollar biljet met de tekst ‘Novus Ordo Seclorum’ (Nieuwe Wereldse Orde).

De kerk en de staat zijn vervolgens de twee handen van Christus, de scepter én het zwaard van God. Dit komt ook terug in de ‘verborgen hand‘ van Adam Smith voor de markt, van verborgen hand van God én van de Staat, waarbij wordt gedacht dat deze achter de schermen de boel aanstuurt.

Het nieuwe testament kent veel interessante passages die de metafoor van het corpus christianum als één lichaam van Christus verder uitwerken en rechtvaardigden. Een bloemlezing uit 1 Korinthe 12 maakt veel duidelijk:

4. Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest.

5. Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heere.

6. Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt.

11. Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil.

12. Want zoals het lichaam één is en veel leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, hoewel het er veel zijn, één lichaam zijn, zo is het ook met Christus.

13. Ook wij allen immers zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij dat wij Joden zijn, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn van één Geest doordrenkt.

14. Want ook het lichaam bestaat niet uit één lid, maar uit vele.

18. Maar nu heeft God de leden, elk van hen afzonderlijk, in het lichaam een plaats gegeven zoals Hij gewild heeft.

19. Als zij alle één lid waren, waar zou het lichaam zijn?

20. Nu echter zijn er wel veel leden, maar is er slechts één lichaam.

21. En het oog kan niet zeggen tegen de hand: Ik heb je niet nodig, of vervolgens het hoofd tegen de voeten: Ik heb jullie niet nodig.

24. Maar God heeft het lichaam zo samengesteld, dat Hij aan het lid dat tekortkomt, groter eer gaf,

25. opdat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden voor elkaar gelijke zorg zouden dragen.

26. En als één lid lijdt, lijden alle leden mee. Als één lid eer ontvangt, verblijden alle leden zich mee.

27. Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk Zijn leden.

28. God nu heeft sommigen in de gemeente een plaats gegeven: ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, vervolgens krachten, daarna genadegaven van genezingen, vormen van hulpverlening, bestuurlijke gaven, allerlei talen.

Het lichaam van de kerk zou echter niet af zijn zonder een hoofd. Het hoofd is volgens het nieuwe testament Christus. Naast Kolossenzen komt het ook naar voren in Efeziërs:

“En Hij heeft alles onder Zijn voeten gesteld en Hem als hoofd over alle dingen gegeven aan de gemeente, die Zijn lichaam is, de volheid van Hem Die alles in allen vervult.” Efeziërs 1:22-23

“Maar dan zouden wij, in liefde de waarheid betrachtend, in alles toe groeien naar Hem Die het hoofd is, namelijk Christus. Vanuit Hem wordt het hele lichaam samengevoegd en bijeengehouden door elke band die ondersteuning geeft, overeenkomstig de mate waarin ieder deel werkzaam is.” Efeziërs 4:15-16

Daarnaast heeft de paus in 1302 in de pauselijke bul12 verklaard:

AANGEDREVEN DOOR GELOOF, zijn we verplicht om te geloven en te handhaven dat de Kerk één is, heilig, katholiek en ook apostolisch. (…) En zij vertegenwoordigt één enkel mystiek lichaam wiens hoofd Christus is, en het hoofd van Christus is God [1 Kor 11: 3]. In haar is één Heer, één geloof, één doop [Efez. 4:5]. Er bestond ten tijde van de zondvloed slechts één ark van Noach, die de enige kerk voorstelde, en die ark, die tot op el-lengte is voltooid, had slechts één kapitein en gids, namelijk Noach, en we lezen dat buiten de Ark alles wat op aarde leefde werd vernietigd.

Wij vereren deze kerk als één (…) Daarom is er van de enige echte kerk één lichaam en één hoofd, niet twee hoofden zoals een monster heeft; dat is Christus en de plaatsvervanger van Christus, Petrus en de opvolger van Petrus, omdat de Heer die tegen Petrus sprak zelf zei: “Weid mijn schapen” [Joh. 21:17]

De Rooms-Katholieke kerk stelt dat Petrus is overleden op de Vaticaanse heuvel. Petrus verdwijnt echter, althans in de Bijbel, na de dood van Jezus simpelweg uit beeld. Of hij überhaupt ooit naar Rome is gegaan is zeer onzeker – er zijn geen bronnen van. De Sint-Pieter zou dan ook precies gebouwd zijn op het graf van Christus’ eerste apostel. 

Petrus is door de kerk postuum benoemd tot eerste paus. En elke paus is daarom een erfopvolger van deze apostel, die zelf plaatsvervanger van Christus was. Dat er allerlei rijke (Italiaanse) families, zoals de Medici’s of Borgia’s hun zonen tot kardinaal lieten benoemen en vervolgens tot paus of dat er ook periodes zijn geweest met twee pausen, doet schijnbaar weinig af aan dit voldongen ‘feit’, dat wellicht de langste onafgebroken erfopvolging is ter wereld. Speculatief is het wel.

Het mandaat komt nog altijd van boven, maar had eerst een andere betekenis

De bedoeling van deze citaten en de interpretatie daarvan is niet om het geloof af te branden, maar wel om bloot te leggen wat de dominante denkwijze is die ons heeft gebracht waar wij nu zijn aanbeland en wat de rol van de kerk als instituut is geweest. En de werkelijkheid is dat onze maatschappij nog altijd is gebaseerd op deze zelfde joods-christelijke traditie en de bijbel als heilige schrift die Gods Woord vertegenwoordigt. We zeggen ontkerkelijkt te zijn, maar hebben alle tradities en structuren ervan bewaard en opgeschaald.

De kerk heeft hiertoe flink wat zaken naar de eigen hand gezet. Voor de staat is het niet anders. Dit komt zeer duidelijk naar voren in een WOO (Wet Openbaarheid Overheid) verzoek uit 202213, waarin wordt gevraagd waar de ‘Gratie Gods’ vandaan komt waarmee elk wetsartikel wordt geopend. Het antwoord hierop is ronduit verbijsterend:

De oorsprong van de “gratie Gods” is bijbels, en moet gezocht worden in het onderdeel van de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen dat bekend staat als Romeinen XIII.

Laten we eens zien wat Romeinen XIII te zeggen heeft in verschillende versies:

De eerste statenvertaling (1637)

1. Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, die zijn van God geordineerd.

Nederlands Bijbelgenootschap (1969)

1. Ieder mens moet zich onderwerpen aan de overheden, die boven hem staan. Want er is geen overheid dan door God en die er zijn, zijn door God gesteld.

De herziene statenvertaling (2010)

1. Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld.

De verschillen hiertussen zijn enorm. Van oorsprong ging het oudgriekse woord ‘Exousia’ over ‘hemelse autoriteiten’14, maar dit is in de twinstigste eeuw veranderd, in meerdere vertalingen, naar ‘overheden’, wat een overduidelijke aardse versmalling van de betekenis inhoudt. Maar het is ook een ‘verwereldse’ versie in plaats van een geestelijke. Dit is kort geleden wat bijgesteld door te spreken over ‘gezagsdragers’, maar hoe dan ook is het duidelijk waar het mandaat vandaan komt en blijft komen: van boven. De kans is zeer groot dat deze ‘vertaalfoutjes’ niet per ongeluk zijn veroorzaakt om bepaalde belangen te rechtvaardigen.

Hetzelfde geldt voor het latere Romeinen 13:6, waarin het oudgriekse ‘Phoros’ wordt vertaald als ‘belasting’, terwijl dit oorspronkelijk ‘eerbetoon’ (tribute) betekent, wat ook veel beter past bij de zin daarna.

Romeinen 13:6

Om die reden immers betaalt u ook belastingen. Het zijn namelijk dienaars van God, die juist daarmee voortdurend bezig zijn.

De ‘gemeente’ waar aan het einde van Romeinen XIII over wordt gesproken wordt nergens ‘kerkgemeente’ genoemd, dat is door de kerk er later bij bedacht. Bovendien heet de ‘gemeente’ in de originele Griekse versie van het nieuwe testament ‘Ekklèsia’, waar ‘eglise’ en ‘ekklesiastisch’ (kerkelijk) van zijn afgeleid, maar de betekenis hiervan is van oorsprong helemaal niet kerkelijk. De Ekklèsia was namelijk de volksvergadering van de Atheense democratie. Net als de Parochie een Atheense woongemeenschap was en de Kyrios de ‘heer des huizes’ die het huishouden vertegenwoordigde bij de Ekklesia. Het is niet voor niets dat de inschrijving in een seculiere gemeente samenhangt met de inschrijving in een kerkgemeente.

De term ‘Kyrios’ is echter in de Griekse vertaling van het oude testament, de Septuagint gebruikt voor de ‘Here’. Ook het Engelse ‘Lord’ heeft, net als ‘Heer’ een dubbele betekenis, want het draait daarbij zowel om de Heer als om de landheer. Het woord ‘staat’ heeft dan ook veel van doen met ‘état’ uit het Frans en ‘estate’ in het Engels. Het waren de grootgrondbezitters die de status (stand en standing) van oppermachthebber hadden van de staat, waarbij vooral het privé-eigendom (anders dan ‘privé-bezit’) heilig was en beschermd moest worden door politie en leger. Toe-eigening en bescherming van eigendomsrechten was de primaire drijfveer.

Zo betekent ‘katholiek’ hetzelfde als ‘universeel’. De Rooms-Katholieke kerk wil dan ook de universele kerk der kerken zijn, om alle christenen, maar bovenal álle mensen, lid te laten worden van het ene lichaam, gehoed door de universele herder Christus. De heilige drie-eenheid van vader, zoon en geest is dan ook van oudsher een splijtzwam voor verschillende ‘afdelingen’ van deze eenheid, want hoe dan ook moeten alle losse onderdelen, op natuurlijke of kunstmatige wijze, tot eenheid komen, want anders werkt het niet.

Ook stammen de universiteiten af van het universele geloof, het katholieke. Zij zijn dan ook op zoek naar de universele wetten van het universum. De huidige academici vormen dan ook volgens velen een nieuwe priesterorde, die zich afzonderen in hun monastieke ‘kloosters’ om zich volledig toe te leggen op het onderzoek van het universele.

Het staatshoofd en het Goddelijk recht om te regeren

De staat is van oudsher de militaire beschermheer van de kerk. De kruistochten, inquisities, evangelisatie en missies zijn hier treffende voorbeelden van. Slavernij en verovering is altijd gerechtvaardigd door bepaalde passages van de heilige scriptuur te interpreteren en anderen als ‘wilden’, ‘heidenen’ en ‘ongelovigen’ tot inferieur (ondergeschikt) te verlagen en de ‘rechtgeaarden’ en ‘rechtvaardigen’ te verheffen tot superieure, soevereine uitverkorenen om deze heilige ‘missies’ te volbrengen. Deze ‘hoogbeschaafden’ zouden ironisch genoeg de grootste misdaden verrichten.

De ridderordes zijn ontstaan uit de kruistochten en de staatshoofden dragen van oudsher bij plechtige gelegenheden hun militaire uniform met al hun ridderlijke onderscheidingen. En de adellijke titels, zoals ‘hertog’, waren vooral militaire titels. Daarnaast legt deze oude adel (en de nieuwe burgerij of bourgeoisie) zich ook toe op ‘liefdadigheid’ als weldoeners, in de vorm van welvaart met filantropie, maar ook in welzijn met zorg voor de ‘onschuldigen’. De ‘hospitaals’ van tegenwoordig stammen dan ook af van de ‘hospitaalridders’ en de ziekenhuiszorg van de ‘veldhospitaals’, bedoeld om soldaten op te lappen en weer door te laten vechten. In die zin is er weinig veranderd.

Ook in onze seculiere, ontkerkelijkte maatschappij is de verticale machtsverhouding nog immer gebaseerd op dat goddelijk recht om te mógen regeren (Divine Right to Rule by Law and Order). De wetten van de rechtsstaat zijn de wereldse versie van de Wet van die oorspronkelijk van Mozes komt, die deze op zijn beurt heeft ontvangen van God Hemzelve. Daarom zijn álle wetten door God gegeven, van bovenaf, en komen dus niet voort uit het volk. Alleen dit is al een teken aan de wand dat het volk niet de wetten maakt en er geen sprake is van een ‘democratie’. Regering gebeurt top-down.

De vorst van Groot-Brittanië (als kroonprins de Prince of Wales) is dan ook hoofd van de Anglicaanse kerk én heeft het eigendom van de King James versie van de bijbel. ‘Prins’ is vaak de hoogste wereldse titel, wat afstamt van ‘princeps’ (de Romeinse Keizer) ‘principe’ (van Machhiavelli) of ‘eerste’, ofwel de ‘eerste wereldse vertegenwoordiger van God’, wat eveneens terugkomt in de eerste zin van het Plakkaat van Verlatinghe van 158115, waar de beroemde ‘herder’ die zijn ‘vee’ moet beschermen, zoals Christus, zijn intrede doet.

“Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt.”

Het gaat nog verder. Want ook in het bedrijfsleven werkt het op deze manier. Daar staat de ‘Executive’ aan het ‘hoofd’ (Christus) van de ‘corporatie’ (corpus) die alles inlijft (incorporatie, ‘inc.’). Dit komt terug in een veelvoud van woorden, denk aan de eerder genoemde corporatie, maar ook het studentencorps of het corps mariniers (garde). In alle gevallen betreft het een gesloten groep.

De ‘Executive’ is een verengelste versie van de ‘exequatur’ van de paus, het pauselijk decreet, afgevaardigd en afgekondigd vanuit deze geestelijke vertegenwoordiger van God op aarde, die dit op zijn beurt weer heeft geleend van de Romeinse keizer. Ook de ‘executoriale titel’ van de rechter om het vonnis ten uitvoer te mogen leggen (en onderworpen ‘subjecten’ tot betaling te dwingen) komt van dit Goddelijk recht. Want het laatste oordeel komt van God, dus kan het rechterlijk oordeel enkel en alleen vanuit daar verordonneerd zijn, zo is de gedachte.

Zowel de paus (patriarch en pater) als ‘vadertje staat’ (prins, koning, keizer, vorst) zijn dan ook mannelijke entiteiten, omdat zij hun macht hebben ontvangen van God de Vader (vergelijk met ‘Godfather’). Zij zijn ‘Zijn vertegenwoordigers’. De paus delegeert (zelfde wortel als ‘legaal’ en ‘legaat’) dus top-down zijn geestelijke macht naar de wereldse, rechterlijke macht en de staat delegeert deze macht op zijn beurt, via staatslicenties, naar de economische macht van de markt via de Kamer van Koophandel. Zonder licentie of vergunning van ‘boven’ mag je niets verkopen. In de negentiende eeuw was de rechtspersoon dan ook een exclusieve vergunning van de overheid. Dit is steeds verder vrijgegeven (geliberaliseerd), maar de basis ervan is ongewijzigd.

Het Indiase kastesysteem
Het feodale systeem van Europa

Dit stemt overeen met de traditionele kasten van India, waarin de Brahmanen als priesterorde bovenin staan, het dichtst bij het goddelijke. Vervolgens komen de vorst-krijgers (altijd in combinatie) en daarná de koopmannen en rijke boeren. Daaronder bungelt dan nog het overige volk, dat op de grootste afstand staat van God, als ‘gevallen’ en ‘zondige’ ‘schapen’ die enkel gered kunnen worden door hun ‘superieure’ en ‘soevereine’ herder. Die laatste twee woorden hebben dan ook dezelfde wortel: ‘super’, wat ‘over’ of ‘opper’ betekent en de kern van ‘overste’ en ‘opperhoofd’ is.

Daarbij zijn al deze mensen in ‘dienst’ en ‘dienaren’, zoals ‘minister’ in het Engels ook ‘dominee’ betekent. In de markt zijn mensen ook ‘in dienst’ en hebben zij een ‘dienstverband’. Het is precies deze vraag: “Waar ontspringt het mandaat om te mogen regeren” die mensen in totale verwarring brengt. “Wie dien ik nu eigenlijk?” Vaak denkt men dan ‘de klant’ of ‘de burger’, maar in de realiteit is het nog altijd door God gegeven en dient men God.

Als het mandaat nog immer van ‘boven’ komt, betekent dit feitelijk dat alle ‘dienst’ nog altijd een vorm van ‘godsdienst’ is, waarin zij ‘dienders’ en ‘onderdanen’ dienen te zijn. ‘Liberaal’ betekent dan ook niet dat je vrij bent, maar vrij bent om jouw godsdienst te kiezen en de liberalen zijn daarom vrijzinnigen, die tolerant zijn naar andere geloven, maar hun (christelijke) geloof wel als norm hanteren.

De heilige heerschappij van de hiërarchie

Wat hiermee gebeurt is dat alle mensen en organisaties (van ‘organon’ of ‘orgaan’ van het lichaam als ‘organisme’) onderdeel worden van het grotere lichaam. Alles en iedereen wordt daarin ingelijfd, geïncorporeerd, zoals de paus in 1302 ook verklaarde als slotzin in de eerder aangehaalde bul:

Verder verklaren we, ja proclameren we, dat het absoluut noodzakelijk is voor redding dat elk menselijk schepsel onderworpen is aan de Romeinse paus.

Ook in het woord ‘missie’ is dit duidelijk terug te zien, wat oorspronkelijk komt van de goddelijke missies, het missionariswerk. Een missie is dus een opdracht van God, die van boven en buiten komt en niet zozeer van binnenuit. Elke organisatie of corporatie (van ‘corpus’) met een executive heeft dan ook een ‘mission statement’. Een goed alternatief hiervoor zou ‘roeping’ zijn, wat veel meer van binnenuit komt.

Het is één grote, allesomvattende hiërarchie, een Grieks woord dat ‘Heilige Heerschappij’ (‘hieros archon’) betekent en ook zijn oorsprong vindt in de bijbel, in de rangorde der engelen. Verder speculerend over etymologie zou het zelfs niet gek zijn dat hiërarchie ‘Heilige Ark’ betekent, zoals al eerder was geschreven in dezelfde pauselijke bul (exequatur).

De ‘hark’ van de ‘hierarchie’ is dan ook feitelijk een ‘boomstructuur’, net als bij genealogie (stamboom), wat weer verwijst naar de oorsprong van voorouderverering. Maar nu groeit deze niet van ‘achter naar voren’ (zoals met stambomen) of vanuit de aarde, maar van boven naar beneden, met de wortels uit de hemel, wat in de Kabbalah heel letterlijk gebeurt17.

In Gulliver’s Travels bezoekt Gulliver de Academie van Lagado (een parodie op de Royal Society18), waar een architext-wiskundige prevelt over een nieuwe ontdekking: “Die ijverige insecten hebben een aanleg voor bouwkunde! Zij leren on precies hoe men te werk moet gaan om een paleis, een huis of wat voor bouwwerk ook te maken. Hoe, vraagt u mij? Ach, dat is heel eenvoudig. Men begint gewoon bij het dak en werkt dan geleidelijk aan naar beneden toe. Dan komt men vanzelf bij de fundering.”

Dit idee van scheiding van hemel en aarde, van geest en lichaam, van ideaal (idealisme) en zonde is echter al veel ouder en is op z’n minst terug te voeren op Plato en bevestigt wederom dat de oorsprong van elk mandaat om over anderen te beslissen en hen van hoog naar laag te besturen komt van ‘de hoogste macht’, de ‘almachtige’. Vele politiek filosofen uit de verlichting hebben deze metafoor gebruikt, waarbij Hobbes en Rousseau eruit springen, mede omdat hun werk tot op de dag van vandaag als stichtend mag worden beschouwd voor de gevestigde orde, die is gebaseerd op het sociaal contract. Sociaal verwijst hierbij dus naar ‘socii’, de bondgenoten van het Roomse Rijk, waarmee het niet een horizontale verhouding aangeeft, maar een verticale machtsverhouding tussen hoog en laag.

De meest gekozen vorm van het sociaal contract is tegenwoordig niet de natuurlijke persoon (zoals een monarch), maar de fictieve persoon als soeverein, waaraan zelfs koningen zijn onderworpen. Daarbij wordt de soeverein voorgesteld als een groot ‘bestuurslichaam’ (vgl. “leich” als in “lijk”, “corpus” en “corporatie”)  met daarboven een soort ‘hoofdelijke directie’ (als in: regering) die het hoofdwerk doen en allerlei organen (vgl. “organisaties”) en ledematen (vgl. “leden”) anderzijds die het handwerk doen. Het zijn zogenaamde antropomorfismen, het toekennen van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke dieren, goden en voorwerpen alsof ze menselijk zijn. Individueel in dit geval.

De kaftillustratie van Leviathan van Hobbes toon de eenwording van het lichaam met één hoofd

“Degene die de persoon belichaamt wordt soeverein genoemd, en men zegt dan dat hij soeverein macht heeft; iedereen daarnaast is zijn onderdaan.”

“Het is een ware eenwording van hen allen, in één en dezelfde persoon. (…) Als dit is gebeurt, noemen we de menigte die nu in één persoon verenigd is, een staat, of in het Latijn civitas. Dit is de geboorte van de grote Leviathan, van de sterfelijke God, aan wie wij onder de onsterfelijke God onze vrede en veiligheid te danken hebben.”

Thomas Hobbes (1651)19

“Ieder van ons brengt zijn persoon en heel zijn kunnen in onder de hoogste leiding van de algemene wil; en gezamenlijk nemen wij ieder lid op als onscheidbaar deel van het geheel. (…) Wat de mens door het maatschappelijk contract verliest, is zijn natuurlijke vrijheid en een onbeperkt recht op alles wat hem aankomt en binnen zijn mogelijkheden ligt. Wat hij wint, is de burgerlijke vrijheid en de eigendom van al wat hij bezit. (…) Deze overgang van de natuurtoestand naar de burgerlijke toestand (…) vervangt in zijn gedrag instinct door rechtvaardigheid (…) dat hem van een stom en bekrompen dier maakt tot een denkend wezen en een mens.”

“Deze daad brengt een zedelijk en collectief lichaam voort (…) en ontvangt daaruit zijn eenheid, zijn gemeenschappelijke ik, zijn leven en zijn wil.”

Jean-Jacques Rousseau (1762) 20

Wat hierbij belangrijk is om te beseffen, is dat zij een wezenlijk ánder beeld hadden bij wat de ‘soeverein’ eigenlijk is. Als het geen alleenheerser is, zo zegt Hobbes ook, dan is het de vergadering. Van allen. En de vergadering is vervolgens ook zelf de regering óf stelt deze aan, maar heeft daarin altijd het laatste woord. Rousseau dacht daarom vrij naïef: “Daar nu de soeverein slechts wordt gevormd door de afzonderlijke personen die hem samenstellen, is het onmogelijk dat hij een belang heeft of kan hebben dat met het hunne in strijd is.”

Echter, door de schepping van de gedachtevorm ‘soeverein’, ontstaat wel degelijk een ‘wezen’, een entiteit of creatuur, zoals de eerder genoemde Tulpa of Egregor, dat een eigen wil gaat ontwikkelen en een eigen leven gaat leiden. Sterker nog, alle organen, alle cellen, het hele lichaam staat ten dienste van de geest van dit ‘individu’. Het wordt zijn gereedschap. De ‘algemene wil’ is de wil van de soeverein. En die hoeft zeker niet gelijk te staan aan wat goed is voor de onderdelen of onderdanen. Dat zou zeer naïef zijn om te denken. En iedereen die in een organisatie of instituut heeft gewerkt, kan bevestigen dat deze wil regelmatig ondoorgrondelijk is.

Feitelijk wordt er een monster geschapen. Leviathan is in de bijbel een zeemonster, een soort krokodil of serpent die enorm machtig en onverslaanbaar is. De bovenstaande afbeelding heeft veel weg van de Wicker Man21, die jaarlijks nog wordt verbrand tijdens het Burning Man festival. Maar associaties met het monster van Dr. Frankenstein zijn ook niet vreemd, waarbij het monster bestaat uit vele stukken van andere mensen. Ook dat is een langdurig gekoesterde fantasie, al eeuwenlang zijn wetenschappers bezig om een ‘automaton’ te scheppen, waarin alles als een geoliede machine loopt.

“Nu eens halen de staatkundigen alle delen door elkaar en dan weer scheiden zij ze; zij maken van de soeverein een spookachtig wezen, gevormd door bijeengeraapte stukken.”

Jean-Jacques Rousseau (1762) 20

In de hedendaagse science fiction is er veel aandacht voor transhumanisme en cyborgs (half robot, half mens), waarbij technologie en mens samensmelten tot één. En het zou niet vreemd zijn om de Leviathan van nu te vergelijken met een digitaal wezen dat is opgebouwd uit alle datapunten die het worden gevoed, als een ‘hive mind’ met ‘artificial intelligence’, ontstaan uit de ‘singularity’.

En ook nu lijken de scheppers ervan hun verantwoordelijkheid niet te nemen, net als Dr. Frankenstein zijn handen van zijn monsterlijke schepping trok. En deze ‘technogod’ begint hoe langer hoe meer vorm aan te nemen, met dank aan alle ‘tech-evangelisten‘. Ook die term, die ‘blijde boodschap’ betekent, komt niet uit de lucht vallen.

Dit geldt eveneens voor de meeste natuurwetenschappen, die op zichzelf ook nog altijd religieuze oorsprong kennen. Charles Darwin was bijvoorbeeld een sterk gelovig man, curieus dat hij juist door atheïsten op handen wordt gedragen. Zelfs de belangrijkste high-tech van nu kent nog religieuze termen. Zo wordt het Higgs-Boson deeltje, waar door Cern op wordt gejaagd, het ‘Godsdeeltje’ genoemd.

De oorsprong van de ‘ene’ en ‘mono’

De grote vraag is dan: is de oorsprong van dit ‘lichaam’ en ‘hoofd’ wel Romeins of Christelijk? Of is het nog ouder dan dat? Daarvoor kunnen we zover terug als Pythagoras (ca. 572 – ca. 500 vC), waarvan geen originele geschriften bestaan, maar waarvan wordt gezegd dat hij de ‘tetractys’ heeft bedacht, waarin tien stippen in een driehoek worden geplaatst, beginnend bij 1 in de top (eenheid), daaronder 2 (dualiteit), daaronder drie (triniteit) en eindigend bij 4 punten (tetrad) die voor de vier elementen staan van aarde, water, vuur en lucht. Deze is later ook vertaald naar de tetragrammaton (‘tetra’ betekent ‘vier’), het mystieke symbool voor de oud-testamentische Heer YHWH, die ook weer uit vier letters bestaat, net als HEER/HERE en LORD.

De gedachte hierachter is dat het getal 1 de bron is, maar dit hebben zij ‘bedacht’ door vanuit de veelheid, de pleroma, terug te redeneren naar de eenheid, maar realiseren zich niet dat het getal 1 op zichzelf niet bestaat en enkel kan bestaan dóór het getal 2, de dualiteit. Als twee wegvalt, valt één óók weg. Het is niet voor niets dat in de Vedanta niet wordt gesproken van eenheid, maar van non-dualiteit. De tegenhanger van de tweeheid is niet de eenheid, maar de ontkenning (negatie) van de tweeheid. Het is het niet-iets (niets), het duister, de chaos, de leegte (void), de ‘ayin’ die de oorsprong vormt. Zowel in Genesis als in het evangelie van Johannes wordt gezegd: “Het licht scheen in de duisternis”, wat toont dat de duisternis eerst kwam.

Bovendien wordt daarom, door de vooronderstelling van eenheid, juist een tweeheid geschapen. Dat is iets paradoxaals. Er ontstaat ten eerste een universele waarheid met universele waarden en universele wetten die voor iedereen zouden moeten gelden en daarmee het universalisme. Er ontstaat een volmaakte, ideale wereld in de hemelen en een onvolmaakte, gevallen wereld en daarmee het idealisme. Er ontstaat een onderscheid tussen goed (God) en kwaad (duivel) en daarmee het moralisme, het onderscheid tussen goed en kwaad.

De katholieke priester en wetenschapper Georges Lemaître is de bedenker van de oerknal en heeft ook ruiterlijk toegegeven dat hij kwam tot dat ene punt waaruit alles móét zijn ontsprongen door vanuit de veelheid van het uitdijende universum terug te redeneren naar de eenheid, het oorspronkelijke, ondeelbare oerdeeltje, het atoom23. Net als in het scheppingsverhaal van Genesis komt daarmee alles voort vanuit het ‘ene’, het is ook geen wonder dat die twee theorieën bijzonder veel overeenkomsten kennen.

Het argument lijkt, althans aan de oppervlakte, ‘eenvoudig‘: wat niet “eerst” is, is voor zijn bestaan afhankelijk van dat wat ervoor komt, en wat niet eenvoudig is, is voor zijn bestaan afhankelijk van de eenvoudige dingen waaruit het bestaat. We kunnen ons een soort oneindige regressie van deze eigenschappen voorstellen die ons uiteindelijk bij het principe van “het Ene” brengt. Maar als we even heel eerlijk zijn, is dit dus geen goddelijke openbaring, maar geredeneerd vanuit de materiële, stoffelijke, concrete werkelijkheid richting een abstractie (naar de ‘Pater’ of vader). Terwijl ons wordt verteld dat het oorzakelijk (causaal) precies andersom heeft plaatsgevonden: van abstract naar concreet.

Het abstracte is dan de Vader en het concrete, materiële de Moeder (van ‘Mater’, net als ‘Matrix’). Vandaar ook Vader Tijd (Chronos) en Vader Staat en Moeder Aarde. Dit wordt ook gesymboliseerd in het logo van de Vrijmetselarij, waarbij de passer het mannelijke zou zijn en de winkelhaak het vrouwelijke. De “G” in het midden symboliseert Genesis (ook Gnosis, wat etymologisch gelijk is, waarschijnlijk afstammend van Genos), die ontstaat door de interactie tussen ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’, waarbij het mannelijke ‘boven’ ligt als ‘missionaris’. Dit beeld stamt echter uit het oude China, waar Fuxi en Nüwa 24 samen de kosmos scheppen, waarbij passer en winkelhaak precies andersom zijn toebedeeld. In de I Tjing ontstaat alle beweging door het ‘scheppende’, ‘sterke’, ‘lichte’ mannelijke principe en het ‘zwakke’, ‘ontvangende’, ‘duistere’ vrouwelijke principe. Leibniz heeft de I Tjing gebruikt om het binaire stelsel25 te ontwikkelen dat de basis vormt voor de hele digitalisering.

Er is een enkelzijdige focus op de ‘vader’ als ‘ene’, waarbij het vrouwelijke ondergeschikt wordt gemaakt in de ‘rangorde’. Dit zit heel diep in onze taal verweven, waarbij we het ‘mannelijke’ bóven het vrouwelijke stellen. Alsof het een dualiteit (tweeheid) is, terwijl het één voortkomt uit het andere. Het is geen rangorde, maar een volgorde.

Yin-Yang symbool

Hoe we het gewend zijn

  • Licht of duister
  • Aan of uit
  • Alles of niets
  • Hoog of laag
  • Positief of negatief
  • Actief of passief
  • Leven of dood
  • Orde of chaos
  • Lichaam of geest
  • Mannelijk of vrouwelijk
  • Yang of Yin? –> Nee
  • Wit of zwart? –> Nee
  • 1 of 0? –> Nee
Het symbool van de Monade

Hoe het eigenlijk zit

  • Duister, dán licht
  • Uit, dán aan
  • Niets, dán alles
  • Laag, dán hoog
  • Negatie(f), dán positie(f)
  • Passie(f), dán actie(f)
  • Dood, dán leven
  • Chaos, dán orde
  • Geest, dán lijf
  • ‘Vrouwelijk’, dán ‘mannelijk’
  • Yin, dán Yang
  • Zwart, dán wit
  • 0, dán 1 (en is dan gelijk ‘2’)

Wat wel bijzonder is, is dat we dit af en toe wél goed benoemen. We hebben het bijvoorbeeld vanzelf over ‘Yin en Yang’, niet andersom. We zeggen automatisch ‘zwart en wit’, maar ook 0 en 1. Het ‘vrouwelijke’ is de ‘0’ en het mannelijke is de ‘1’. Dit betekent vrij plat ‘uit’ en ‘aan’, ‘niets’ en ‘alles’. Maar het is ook een seksueel symbool, waarbij de mannelijke (penis, fallus) en vrouwelijke (baarmoeder, vagina) geslachtsdelen worden uitgebeeld die met elkaar de ‘liefde bedrijven’. Dit komt eveneens terug in de digitale ‘bit’, die de toestand voorstelt van ‘o’ of ‘1’, ‘uit’ of ‘aan’.

Het is dus niet zozeer een tweeheid náást of bóven elkaar, maar veel meer dat het één uit het ánder voortkomt. Van binnen naar buiten. Daarom zeggen we ook dat schoonheid en waarheid van ‘binnen’ zijn. Het ene, de ‘één’, het licht, de orde probeert echter steeds weer te ‘winnen’ van het ‘niets’, de ‘leegte’, de ‘chaos’. Het is de oude strijd tussen de Griekse ‘Goden’ Chaos en Chronos. Chaos is de leegte waaruit alles voortkomt en Chronos is de tijd die alles doet bewegen en waaruit de Kosmos (het heelal) als ‘zoon’ ontspringt. Het is daarbij echter niet zo binair als wordt voorgesteld, maar veeleer een spectrum, zoals een dimmer, waarbij het licht van 0% naar 100% kan worden gedraaid met alles daartussenin.

Deze nadruk op de ‘vader’ en het mannelijke komt ook terug in de focus op en verheerlijking van het abstracte en absolute. Zo zijn ook zoveel theoretisch opgeleiden bezig met continue nieuwe theorieën te ontwikkelen, waarvan de wortel wordt gevormd door dezelfde wortel als theologie en theater. Theo of thea betekent zoveel als ‘beschouwen’ of ‘aanschouwen’ en een theos is een god. Dit doen zij als persoon, wat komt van persona, wat ‘masker’ en ‘acteur’ (vgl. actor) betekent. “All the world’s a stage”, schijnt Shakespeare geschreven te hebben. We scheppen onze eigen kunstmatige (artificiële, van ‘arte’, kunstig, mensgemaakt) fantasiewerelden buiten onszelf, waarin wij allerlei acteurs het podium laten betreden, die we de gekste eigenschappen en kwaliteiten toedichten in mythische, epische verhaaltjes.

Zo lijkt het er verdacht veel op dat de mens niet zozeer in het evenbeeld van God is geschapen, maar dat de mens God naar zijn evenbeeld schiep in een verwoede poging en kunstgreep de oorzaak van zichzelf buiten zichzelf te zoeken. De mens is nu eenmaal een zelfcentrisch wezen en spiegelt de buitenwereld aan de eigen binnenwereld. Zoals we gezichten kunnen zien in huizen of voorwerpen, projecteren we deze menselijke eigenschappen ook op niet-menselijke scheppingen, zoals groepen, organisaties of zelfs de mensheid. Deze geven we daarom een antropomorf26 uiterlijk.

De beroemde plafondschildering van Michelangelo, waarbij enkel de vader en de zoon centraal staan, met achter de vader de rangorde der engelen, de ‘hiërarchie’

Het is bijzonder curieus dat uitgerekend in de Sixtijnse Kapel van het Vaticaan een afbeeltenis (en afgoderij) van God de Vader te vinden is, iets wat niet zou moeten kunnen als zij zich zeggen te baseren op de tien geboden, de Wet waarvan alle andere wetten zijn gedelegeerd en op zijn gebaseerd. Gebod 2 stelt nota bene: Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Een ander interessant gebod is het eerste: Vereer naast mij geen andere goden. En iets verder: Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. 

Dit vormt de kern van monotheïsme. Het is niet zozeer dat men in één God gelooft, maar dat er ‘slechts één’ kan zijn. ‘Slechts één’ is wat ‘mono’ betekent en vormt de wortel van monocratie, wat impliceert dat er uiteindelijk slechts één kan regeren. Er slechts één hoofd kan zijn op dat enorme lichaam. En dat is precies de kern van de heersende bestuurscultuur, waarin oprecht wordt geloofd dat er niet ‘twee kapiteins op één schip’ kunnen zijn. Eén iemand moet de macht hebben om de ‘knopen door te hakken’ en het laatste oordeel te hebben, zoals ook alleen God het laatste oordeel kan vellen. En zoals met elke wedstrijd, kan er maar één de winnaar zijn.

Als zij als bestuurders of burgers toch met meer zijn, dan moeten zij met één mond spreken, zoals elke bestuurskamer of regering doet door te stemmen. De stemmen kunnen dan worden opgeteld tot één uitslag en dus één stem van de meerderheid: voor of tegen. Zo kunnen zij met één mond spreken. Of dit de beste oplossing is, is dan secundair. Maar er is wel aan de ‘regel van één’ (Rule of One) voldaan.

De bouw van de ‘Singular World Order’

Dit goddelijke recht is wel van aard veranderd. Napoleon heeft dit gedaan door zichzelf te kronen in het bijzijn van de paus. Alle keizers daarna, zoals van Pruisen, hebben hun goddelijk recht om te regeren dus niet langer van de paus ontvangen, maar baseerden zich ergens anders op: de algemene volkswil, de res publica. De eenheid van het volk was nu de rechtvaardiging om te mogen regeren. En tegelijk met de neergang van de kerk kwam de ‘democratie‘ op, waarbij de heersers werden verkozen door het volk zelf en daarmee het mandaat mochten aannemen.

Dit heeft er niet zozeer toe geleid dat het volk meer macht had, maar vooral dat de aandacht verschoof van de kerk naar de staat als belangrijkste besturingssysteem. Nationalisme kwam op door de vorming van eenheidsstaten (Duitsland en Italië waren voor ~1870 verzamelingen van koninkrijkjes) en steeds meer internationale wetgeving op basis van volkerenbonden. Hoewel de kerk niet meer zo sterk was, was het achterliggende verhaal niet veel veranderd. Onder het mom van ‘power to the people’ namen steeds weer andere mensen de troon en kroon over.

Deze zelfde taal van ‘eenheid’ is ook nu alomtegenwoordig. De voornaamste wereldmachten zijn allemaal ‘unies’. Dit is begonnen met het ‘Verenigd Koninkrijk’, vervolgens de ‘Verenigde Staten’, daarna de ‘Sovjetunie’, de ‘Verenigde Naties’ en de ‘Europese Unie’. Het is zowel terug te vinden linkse sferen, zoals in de socialistische ‘trade unions’ en hun motto “Proletariërs aller landen verenigt u!”27 , maar ook in rechts sferen zoals het liberale motto “United we stand, divided we fall”28.

Allemaal geredeneerd vanuit dezelfde metafoor van de eenheid en daarmee het ene lichaam met daarop een enkel hoofd. Eengeworden, wat ‘universum’ betekent. ‘Eendracht maakt macht’ klopt wel. Er is geen macht mogelijk over anderen zonder eenheid.

Nu denken velen snel: “Wat is daar dan mis mee?” Het is belangrijk om te weten dat eenwording enkele grote nadelen kent. Zo staat daarin de ‘machtsbundeling’ centraal, door met ‘vereende krachten’ en ‘eendrachtig’ tegen een vijand te vechten. Zo roepen anti-fascisten vreemd genoeg altijd ook op tot vereniging, terwijl precies dát hetgene is wat zij pogen te bestrijden. Want fascisme (van Fasces29, een Romeins militair symbool van een ‘bundel’ met bijl) gaat juist over de bundeling van de machten en voor Mussolini specifiek over de samensmelting van staat en markt.

Want de verticale bestuurslagen van de heilige hiërarchie nemen steeds meer toe en daarmee ook de afstand tot de ‘vloer’, daar waar het moet gebeuren. De bestuurders denken steeds abstracter, de besluiten worden steeds abstracter, maar ook steeds meer ‘one-size-fits-all’. Want, zoals al eerder gezegd, de staat kan enkel iets vinden van dat wat ‘algemeen’ is en dus voor iedereen geldt.

Dit betekent dat als er ooit één wereldregering komt op basis van de rule-based world order, zij enkel iets kunnen doen als dit geldt voor álle aardbewoners. Uitgaande van het feit dat er enorme verscheidenheid van ideologieën, religies en denkbeelden bestaat, houdt dit in dat er twee opties zijn. Of ze kunnen nergens over besluiten óf ze moeten gaan uniformeren, harmoniseren en standaardiseren om toch iets te kunnen besluiten.

Zoals de staten vroeger één staatsgodsdienst uitriepen om mensen onder één noemer te kunnen scharen. Want dán mochten zij er iets van vinden. Zo zal een wereldorde en wereldregering toe móéten naar één wereldmunt, één wereldreligie (expliciet of impliciet), één wereldleger en één wereldmarkt. Een kijkje in de vijfjarenplannen (de Sovjetunie gebruikte die ook) van de EU verklapt precies dát. Alles moet één worden.

Voor- en tegenstanders roepen altijd op vóór eenheid, en tégen anderen

Om eenheid te scheppen heb je gek genoeg wel altijd een tegenstander nodig. De kerk vond deze in de duivel of satan. Het westen in het oosten, het oosten in het westen. De rijken tegen de armen, enzovoort. Het één kan niet bestaan zonder het ander.

De achterliggende ideologie zal, als het aan het westen ligt, ‘liberaal’ en ‘centralistisch’ zijn. ‘Liberaal’ wordt ook vaak als synoniem gebruikt voor ‘individualistisch’ en als je dit afzet tegen de doctrine van ‘één’, dan is dat niet eens zo verwonderlijk. Liberaal betekent niet zozeer ‘vrij’, maar godsdienstig ‘vrijzinnig’ (tolerant) en economisch ‘vrijgevig’ (bijv. filantropie) ten opzichte van de ene norm (die van de meerderheid, de grootste, het universele christendom), maar slaat wellicht nog het meest op dat grootste ‘individu’, het ene lichaam met het ene hoofd. Die ene ‘persoon’, het opperwezen.

Daarbij zal de nieuwe, ene wereldreligie waarschijnlijk meer individueel en ‘spiritueel’ van aard zijn. ‘Spiritueel’ is ook weer Latijns en komt van de heilige geest, de ‘spiritus sanctus’. De oorsprong van de spirituele New Age beweging ligt in de Theosophical Society30 (society = genootschap), die eveneens een verwoede poging waagde om met Krishnamurti aan het ‘hoofd’ als ‘wereldleraar’ alle religies tot één te smeden, waar hij (waarschijnlijk gelukkig) voor heeft bedankt.

Het latere spirituele hoofd van de society Alice Bailey heeft ook verklaard in haar ‘The externalization of the hierarchy’ (1940)31 dat Christus terugkeert als hoofd van de geestelijke rangorde. In deze tijd van spiritualiteit zien we tegelijk ook een heropleving van het oude christendom terug, bijvoorbeeld bij ‘A course in miracles’, maar ook in de antroposofie, die de oude verhalen opnieuw verpakken in nieuwe opvattingen, maar de bron ervan blijft gelijk.

Het zal dan ook de religie van de ‘liefde’ (zoals ook de ‘liefde’ centraal staat in Romeinen XIII als vervulling van de Wet) en het ‘licht’ worden, iets wat vele religies al met elkaar delen, want het witte licht is de ‘eenheid’ van alle kleuren. Daarom hebben veel spirituele kringen het ook over ‘eenheidsbewustzijn’, wat óók kan worden gezien als een ‘hive mind’ waar mensen zich aan onderwerpen uit monde van ‘spiritualiteit’, de heilige geest. Er wordt ook nu weer gesproken van een ‘Great Awakening’32, wat eveneens een herhaling van zetten is en in de 19de eeuw meermaals eerder heeft plaatsgevonden in Amerikaans-Christelijke gemeenschappen. De New Age spiritualiteit is dan ook over komen waaien uit de VS.

Wit, de kleurloze ‘kleur’ waarin de hele regenboog is verenigd. De symboliek hiervan is terug te vinden in de regenboogvlag, maar vooral ook in de eenhoorn. Dit mythische dier is overal op de wereld bekend, net als de draak (het symbool van de City of London33 en het Huis Tudor34), is altijd spierwit. Het is een edel, ‘ideaal‘ dier met een fallus-symbool (mannelijk dus, net als de obelisken) op de plek van het ‘derde oog’, waarmee het als een edelman vooruit kan kijken in de toekomst. Visionair en solitair. De verschijning van een eenhoorn is kondigt verandering aan, met overmacht veroorzaakt. Ook in de tech-wereld is de ‘unicorn‘ het hoogste doel, een toepassing die ‘disruptie’ veroorzaakt.

Gek genoeg, als het licht het ‘universele’ moet vertegenwoordigen, wordt dit altijd tegenover het duister geplaatst als het slechte. Zo blijkt steeds weer dat ‘universaliteit’ niet kan bestaan zonder ‘dualiteit’. Daarnaast is het woord ‘hel’ ook van ‘licht’ afgeleid, in het oud-Germaans én in het moderne Duits betekent ‘hell’ ook ‘licht’. Bovendien is het witte licht slechts een klein van het totale lichtspectrum, mensen kunnen ongeveer 0,0035% van het totale elektromagnetische spectrum waarnemen. En buiten het licht en zicht hebben we nog meer zintuigen, zoals voelen, ruiken, horen en proeven. Het Al of God gelijkstellen aan het licht is dus een behoorlijke reductie van de totale werkelijkheid, wat weer past bij het idee van ‘mono’, wat dus niet ‘één’ betekent, maar ‘slechts één’, wetende dat er méér is dan dat ‘ene’.

Of anders gezegd: wit is de hoogste, ene kleur waar alle kleuren aan zijn onderworpen, want alles wordt richting eenheid gedwongen om dit ene wereldlichaam, met Christus aan het hoofd, (digitaal) te doen ‘incarneren’ onder leiding van de tech-evangelisten en hun rule-based world order. En iedereen zal moeten uniformeren om dit voor elkaar te krijgen. Vandaar ook de ‘Universele verklaring voor de rechten van de mens’ en de ‘universele wetten’, want die moeten universeel, algemeen geldend zijn, voor iedereen gelijk.

Er is alleen één groot probleem: de beeldspraak van ‘eenheid’ klopt niet

De metafoor van het ‘ondeelbare individu’, met een hoofd (executive), een lichaam (corpus / (in)corporatie), lede(n)maten (members), organen (organisatie) is alleen wel een heel vreemde metafoor om te gebruiken voor iets wat geen persoon is, maar een groep van personen, een ecosysteem. Dit is om meerdere redenen vreemd.

Zo kan die ene ‘Godspersoon’ ten eerste geen personificatie van een persoon zijn, omdat het eigenlijk helemaal geen ‘wie’ is of kán zijn, maar staat voor het universum, wat een vreemde vertaling is van het oudgriekse woord ‘kosmos’, het geheel of heelal. De heelheid van alles. Maar niet de eenheid. En daar ligt de belangrijkste nuance die gemaakt zal moeten worden. Heelheid is géén eenheid, maar een veelheid.

We zijn ten tweede al die tijd uitgegaan van een verkeerde metafoor. Want als we die ene ‘Persoon‘ gaan ‘afbreken’, zal blijken dat die helemaal niet ‘één’ is of ‘ondeelbaar’, en dus ook niet ‘individueel’. We hadden ook uit kunnen gaan van de heelheid, het deelbare geheel van delen. En niet de ondeelbare eenheid van onderdelen. De kern van het heelal is heelheid, veelheid en verscheidenheid. Diversiteit dus. Een betere term dan universeel universum, zou dan ook diverseel diversum zijn. En de universiteit kunnen we dan omdopen tot diversiteit, waar diversalisme het uitgangspunt is en waar we de verschillen kunnen vieren.

We hadden dan ook helemaal geen onderscheid hoeven maken tussen ‘hoog’ (hemel, ideaal) en ‘laag’ (aarde, onvolmaakt). We hadden het beter kunnen hebben over ‘delen’ en ‘gehelen’. Over ‘klein’ en ‘groot’. Holografisch, niet hiërarchisch.

Als we vanuit heelheid zouden redeneren is er geen enkele reden om naar totale eenwording te werken, maar kunnen klein en groot ieder hun eigen kleur behouden en kan de verscheidenheid blijven bestaan. De kunst wordt om de pijl om te keren en er een ware democratie van te maken, waarbij het mandaat niet langer ontspringt bij de hoogste almacht, maar bij de veelheid van de mensen zélf, zoals het hoort in een ‘democratie’. Bij het enige echte individu, de cocreator, de creatieve geesten van vlees en bloed, van mensen die daadwerkelijk stuk gaan als deze worden opgedeeld.

Sterker nog, als er slechts één regeert, kán het volk niet zelf regeren. Tenzij je het volk dus als één stem laat stemmen en ‘spreken’ zoals bij verkiezingen. Zolang we vast blijven houden aan één, zullen wij nooit in een democratie of cocratie leven, maar in een monocratie, waarin wij niet als cocreators onze eigen besluiten mét elkaar nemen, maar als onderdanen naar boven blijven kijken naar de vertegenwoordigers van het ene, almachtige opperwezen.

Zolang we een individueel opperwezen als ‘soeverein’ en ‘superieur’ boven ons blijven verpersoonlijken en verheerlijken, onszelf daaraan ‘onderwerpen’ als ‘onderdanen’ en onze eigen levenskracht als cocreators blijven ontkennen om zélf een betere wereld te scheppen, zullen we in precies dezelfde cirkels blijven rondlopen. Dit betekent echter niet dat we ‘goddeloos’ moeten worden, maar enkel dat we moeten stoppen het goddelijke in óns evenbeeld te scheppen en af te beelden. Dan hebben we een kans om in vrede náást en mét elkaar te leven, zonder dat er nog langer iets of iemand bóven ons op ons neer hoeft te kijken.

“Wat dan wel?” zul je nu denken? Dat is eigenlijk vrij eenvoudig en is terug te herleiden tot de oorspronkelijke betekenis van ‘universum’ en dat is die van ‘kosmos’ en ‘heelal’. Het heel-al is het geheel. Als je een ‘wezen’ wil kunnen ‘aanwijzen’ dat dit heeft geschapen, heb het dan niet over het ‘hogere’, maar over het ‘grotere’ of het ‘grootste’. En probeer dit ‘wezen’, dit ‘zijn’ niet te personifiëren door het in ons evenbeeld te scheppen, maar laat het voor wat het is. Het al, het heelal. Zonder hoofdletters, niks hoeft ‘hoger’ te zijn dan iets anders. Het ene is kleiner, het is ander is groter, dat is alles. Maak het persoonlijk, maar niet tot een persoon.

  1. //nl.wikipedia.org/wiki/Achnaton ↩︎
  2. //en.wikipedia.org/wiki/Moses_and_Monotheism ↩︎
  3. //nl.wikipedia.org/wiki/Netjer, hier komt waarschijnlijk ook het Engelse ‘Nether’ vandaan, wat in het Nederlands vertaalt als ‘gene zijde’ ↩︎
  4. List of Egyptian obelisks – Wikipedia ↩︎
  5. //nl.wikipedia.org/wiki/Felipe_VI_van_Spanje ↩︎
  6. Royal stars – Wikipedia ↩︎
  7. Antikythera mechanism Antikythera mechanism – Wikipedia ↩︎
  8. //en.wikipedia.org/wiki/Iron_Cross ↩︎
  9. //nl.wikipedia.org/wiki/Eerste_Concilie_van_Nicea ↩︎
  10. //nl.wikipedia.org/wiki/Chrisma ↩︎
  11. Monad (philosophy) – Wikipedia ↩︎
  12. //histobron.nl/unam-sanctam-1302-tekst-pauselijke-bul-van-bonifatius-viii/ ↩︎
  13. //www.rijksoverheid.nl/documenten/woo-besluiten/2022/08/15/besluit-woo-verzoek-over-het-bewijs-van-gratie-gods ↩︎
  14. //en.wikipedia.org/wiki/Exousia ↩︎
  15. //www.nederlandseonafhankelijkheid.nl/geschiedenis/placcaat-van-verlatinghe-in-modern-nederlands/ ↩︎
  16. Ayin and Yesh – Wikipedia ↩︎
  17. Tree of life (Kabbalah) – Wikipedia ↩︎
  18. //en.wikipedia.org/wiki/Gulliver%27s_Travels ↩︎
  19. Thomas Hobbes, Leviathan (1651) ↩︎
  20. Jean-Jacques Rousseau, het maatschappelijk verdrag (1762) ↩︎
  21. //en.m.wikipedia.org/wiki/Wicker_man ↩︎
  22. Jean-Jacques Rousseau, het maatschappelijk verdrag (1762) ↩︎
  23. //nl.wikipedia.org/wiki/Georges_Lemaitre ↩︎
  24. //nl.wikipedia.org/wiki/Fuxi ↩︎
  25. //en.wikipedia.org/wiki/Binary_code ↩︎
  26. //nl.wikipedia.org/wiki/Antropomorfisme ↩︎
  27. //nl.wikipedia.org/wiki/Manifest_van_de_Communistische_Partij ↩︎
  28. //en.wikipedia.org/wiki/United_we_stand,_divided_we_fall ↩︎
  29. //nl.wikipedia.org/wiki/Fasces ↩︎
  30. //en.wikipedia.org/wiki/Theosophical_Society ↩︎
  31. Alice Bailey, The externalization of the hierarchy (1940) ↩︎
  32. //nl.wikipedia.org/wiki/First_Great_Awakening ↩︎
  33. //en.wikipedia.org/wiki/City_of_London ↩︎
  34. House of Tudor – Wikipedia ↩︎