Als je maar vaak genoeg ‘Waarom?’ of ‘Hoe dan?’ blijft vragen, kom je als vanzelf op ‘geloof’ terecht. Iets waar je geen antwoord meer op hebt, maar moet aannemen om te voorkomen dat het eigen wereldbeeld niet instort. Zo zit het ook met ons geloof in grootschalige organisatie. Als je doorvraagt naar achterliggende ideeën, kom je bij geloof in een ‘verborgen hand’ uit.
Die verborgen hand kan allerlei vormen aannemen. Denk aan de heilige Heer, de heilige Verlosser, de heilige Paus, de heilige Schrift, de heilige Vorst, de heilige Staat, de heilige Wet, de heilige Wetenschap, de heilige Markt, het heilige Geld, de heilige Baas of zelfs een geheime, maar ook heilige Cabal of Elite die achter de schermen aan de touwtjes trekt. Ik wil geen van allen uitsluiten, daarvoor ben ik inmiddels te diep erin gedoken om dat nog te kunnen, maar ik wil het achterliggende verschijnsel proberen te duiden en hoe dit doorwerkt in de manier waarop we onszelf (denken te) organiseren.
Het punt is namelijk dat we ons wereldbeeld zorgvuldig hebben laten opbouwen over vele generaties en allerlei ‘heilige’ huisjes overgeleverd hebben gekregen. Dingen die schijnbaar onaantastbaar zijn. Op een voetstuk zijn geplaatst, waar niemand aan mag komen. In alle gevallen zijn dit idolen die worden aanbeden, waar magische krachten aan worden toegeschreven en die ons helpen om de wereld om ons heen te verklaren. Waarmee we antwoorden vinden op onze grootste vragen.
Er zijn zaken die binnen en buiten ons bewustzijn vallen. Waar we wel of geen weet van hebben. Als je maar lang genoeg doorzoekt op een bepaald gebied, dan stuit je op een gegeven moment op zaken die je niet langer kan verklaren. Zo moesten verschillende natuurkundigen, door steeds maar verder in te zoomen op de ‘deeltjes’, uiteindelijk het bijltje erbij neergooien en tot de slotsom komen dat er zoiets als een hogere macht moet bestaan.
Planck, de grondlegger van de kwantumtheorie, zei: “Als je lang genoeg bezig bent met de natuurwetenschappen, dan leidt het je naar een soort religieuze opvatting. Voor de serieuze wetenschapper betekent God het fundament van iedere natuurwet.” Heisenberg zei in zijn latere werk: “De eerste slok uit het glas van de natuurwetenschap maakt je atheïst, maar op de bodem van het glas wacht God.” Einstein sprak vaak over een “kosmisch religieus gevoel”: “Hoe dieper ik de natuur bestudeer, hoe meer ik onder de indruk raak van de structuur van het universum — en hoe meer ik geloof in een hogere macht, al is het niet de God van religies.”
Wat hierbij opvalt is dat het terugkomt op ‘geloof’. Dit wordt vaak vertaald als ‘levensovertuiging’, maar het woord zelf betekent heel iets anders. Geloof komt van ‘lof’ en ‘gelofte’, wat ‘plechtige belofte’ betekent. Het houdt in dat er iets of iemand is die alle ‘lof’ verdient, om welke reden dan ook. Wat er feitelijk gebeurt is dat de ultieme oorzaak [causa finalis van Aristoteles] ergens wordt gezocht waar we aan onze vijf zintuigen niet meer voldoende hebben. Aristoteles heeft het dan over een ‘onbewogen beweger’ die de Kosmos in beweging zet, waarbij hij de prachtigste verklaringen spint om zijn ‘geloof’ kracht bij te zetten.
In veel gevallen gaat dit geloof nog veel verder, waarbij er plechtige rituelen en ceremonies plaatsvinden, met vaste regels, rechten en rollen, waarmee dezelfde geloften [catechismus] steeds opnieuw worden afgelegd, door steeds om dezelfde materie te cirkelen [circumambulantie], waarmee een soort ‘groef’ ontstaat. Deze lieden gaan vervolgens op dezelfde golflengte ‘trillen’, omdat zij met elkaar iets delen.
In mijn werk help ik grote groepen om goede gesprekken te voeren. Op eigen kracht. Daarom kan ik zo’n groep ook bestuderen als ‘vlieg op de muur’. Als ik vervolgens ingrijp in hun proces, dan wordt dit als zeer storend ervaren. Met actieve begeleiding erbij ontstaat er dan ook geen flow, maar wordt deze continu kunstmatig onderbroken, omdat het gesprek via de begeleider verloopt.
Als deze begeleider er niet is en er een gesprek kan ontstaan tussen ‘peers’, op gelijkwaardige wijze, dan ontstaat er een soort ‘bubbel’ om zo’n groep. Een kaasstolp. Zij zijn dan in hun eigen wereldje, want dat is feitelijk wat zij dan met elkaar scheppen. Dat is cocreatie. Zo ontstaat een tijdelijke groepsgeest, een gedeelde belevingswereld tussen [inter] hen in. Interpersoonlijk en interactief.
Rupert Sheldrake noemt deze groepsgeesten daarom ‘morfogenetische velden’, wat letterlijk ‘vormgevende velden’ betekent. Carl Jung heeft het over ‘archetypes’, een soort oervormen die zich in ons collectief onbewuste ‘bevinden’, die steeds opnieuw worden geschapen.
Maar Plato is toch wel de oervader van dit idee. Hij is bekend om zijn leer van de ideeën en vormen. Waarbij hij aanneemt (of gelooft) dat er een soort oervormen als een ‘blauwdruk’ bestaan die de basisbouwstenen van ons bestaan vormen.
Deze denkers gaan er allemaal vanuit dat deze geestvormen ‘op zichzelf’ bestaan, ergens op een soort ‘wolk’, maar er wordt vaak weinig bij stilgestaan hoe deze geesten eigenlijk ontstaan, hoe deze worden geschapen, maar vooral ook: hoe deze worden bestendigd.
Er is daarbij een hele waaier aan varianten mogelijk, van heel lichte en tijdelijke groepsgeesten tot heel zware en vaste varianten. Zelfs varianten die zo diep zijn ingesleten, waarvan de grenzen zo duidelijk zijn afgetekend, dat zij daadwerkelijk vorm beginnen te krijgen, omdat deze door herhaling vaste lijnen heeft getrokken in groeven.
Wat er dan kan ontstaan is een ‘gestolde groepsgeest’, een gesloten, hermetische cirkel, scherp afgegrensd en afgebakend, waarbij een duidelijke ‘inner circle’ en ‘outer circle’ ontstaat van ingewijden en ‘leken’ of ‘profanen’, die niet ‘in the know’ zijn. Hierbij zal de eerste neiging zijn om te denken aan sekten en religies, maar dit zit veel dieper en is veel algemener dan we denken.
Het zit in elke vorm van genootschap, wat bijvoorbeeld in veel ordes zit (ook beroepsordes waar een eed wordt afgelegd) of in een vennootschap, waarbij de vennoten of maten ook met elkaar een wezen [entiteit] hebben geschapen waar zij zich in meer of mindere mate onderwerpen. Al was het maar om te gaan werken als ‘manager’ in je eigen BV.
Hoe meer de rituelen worden herhaald, hoe meer deze vaste vorm aannemen en vast komen te liggen in een cultuur [van cultus en cultivatie] en hoe lastiger het is om deze vloeibaar te houden.
De groepsgeest wordt met elke herhaling van zetten steeds oppervlakkiger, maar ook krachtiger. De groef slijt in. En deze groepsgeest is inmiddels de nieuwe heerser geworden. Wat men dan namelijk snel dreigt te vergeten, is dat men deze groepsgeest ooit zelf heeft geschapen. Maar de oorspronkelijke scheppers ervan zijn al lang uit beeld verdwenen. De rituelen worden met elke generatie minder doorleefd en steeds meer slechts uitgevoerd op basis van uiterlijkheden, er is geen inhoud meer en het raakt uitgehold.
Daarom poogt men om terug te gaan naar de geest ervan, zoals de ‘geest van de wet’, omdat men de ‘letter van de wet’ te letterlijk is gaan nemen. Is het daarmee een archetype of blauwdruk? Een heilige, hemelse ‘vorm’ die in absolute zin, op zichzelf, ergens ‘zweeft’? Is het een bron op zichzelf? Nee, deze zijn ooit geschapen, maar de bron ervan bevindt zich niet in die groepsgeest. Sterker nog, de groepsgeest is afhankelijk van anderen om voort te kunnen bestaan. Zonder actieve herinnering van de rituelen zal de groepsgeest worden vergeten. In de vergetelheid raken en verdwijnen.
We worden geregeerd door dit soort groepsgeesten, die geen van allen door onszelf zijn geschapen, maar door onze voorgangers, zoals voorouders. Zij hadden daar wellicht goede bedoelingen bij, maar op een gegeven moment raakt de inhoud ervan zover uitgehold dat er afscheid moet worden genomen van deze ‘wezens’, deze ‘spoken’ die nog ronddwalen. Het zijn inmiddels demonen geworden, die zich voeden met de levenskracht van de onderdanen en ons in de groef van gedeelde illusie en schijn gevangen houden om ‘in leven’ te blijven.
Zo hebben we met elkaar nog enorm veel demonen, spoken, schimmen en groepsgeesten op te ruimen. En zolang we dat niet doen, zullen we door hen overheerst worden. De kunst is om deze niet met geweld te bestrijden, maar ‘liefdevol te bevrijden’ en ‘wakker te kussen’, zodat er ruimte kan ontstaan voor nieuwe groepsgeesten die ons wel dienen.
Want we kunnen ook niet zonder. Als je het leven ziet als een soort ‘voortdurende, gedeelde droom’, dan zijn het juist de groepsgeesten die ervoor zorgen dat dit mogelijk is. Dit is belangrijk om te begrijpen en onderkennen. Want dit maakt dat er een gedeelde belevingswereld kán bestaan.
Er is dus ook niets mis met het cocreëren van dit soort gedachtewolken en groepsgeesten, zolang we dit bewust doen en deze ook weer laten uitdoven of bewust vernietigen als deze ons niet langer dienen, maar wij hun dienaars zijn geworden. Als zij een ‘hidden hand’ of ‘verborgen hand’ zijn geworden die ons dagelijks leven actief besturen, achter de schermen.
Dit geldt voor alle mogelijk sociale constructen, ideeën en ideologieën. Alle ‘dingen’ die wij niet kunnen aanwijzen zijn dergelijke abstracties, dat zijn slechts ‘schimmen’ en ‘verschijnselen’ zonder een nog langer aanwijsbare of aanwezige bron. Bovendien blijkt ook uit onderzoek dat desondanks er totaal verschillende waarnemingen zijn van deze groepsgeesten. Zo wordt Jezus in bijna-doodervaringen waargenomen in het evenbeeld van de waarnemer en niet in het beeld dat ‘universeel’ van hem is verspreid.
We houden er dus totaal verschillende beelden op na voor dit soort geesten, schimmen en spoken. Dit geldt voor onze totaal uiteenlopende ideeën over de heilige Heer, de heilige Verlosser, de heilige Paus, de heilige Schrift, de heilige Vorst, de heilige Staat, de heilige Wet, de heilige Wetenschap, de heilige Markt, het heilige Geld, de heilige Baas of zelfs een geheime, maar ook heilige Cabal of Elite die achter de schermen aan de touwtjes trekt.
Nu weten we eindelijk wat Marx bedoelde met het ‘Een spook waart door Europa – het spook van het communisme’!
Deze ‘hidden hands’ of ‘verborgen handen’ die achter de schermen de boel besturen waren ooit scheppingen van onze voorouders en voorgangers. Maar als deze niet meer werken, moeten we er afscheid van kunnen nemen. Zouden we een tijdje zonder een verborgen hand kunnen? Zouden we kunnen samenleven zonder dat we een hogere macht hoeven aan te nemen die dit alles beheerst?
Dat zou namelijk betekenen dat we onze kracht niet langer uitbesteden aan iets of iemand anders, maar deze bij ons kunnen houden. Zodat we deze levenskracht kunnen aanwenden om iets anders mee vorm te geven, eerst in de geestwereld, zodat deze langzaam maar zeker vorm kan krijgen in de échte wereld, die overigens een verlengstuk is daarvan en niet ervan gescheiden is.
De sleutel voor een nieuwe gemeenschapszin ligt daarom in het begrijpen van de groepsgeesten die we met elkaar scheppen. Zij zijn essentieel voor het voortbestaan van onze gedeelde werkelijkheid, maar moeten wel óns blijven dienen. En niet andersom.