Over 150 jaar zullen de mensen met verwondering terugkijken op deze periode van de geschiedenis. Of zelfs op de gehele geschiedenis. De periode waarin we totaal vastzaten in een zich eindeloos herhalende, hermetische cirkel en niet meer verder kwamen. Het werkte niet meer. En eigenlijk had het nooit écht gewerkt. Terwijl de problemen in de wereld zich opstapelden dachten de mensen deze op te kunnen lossen met dezelfde denkwijze die deze problemen had veroorzaakt. Steeds vielen zij terug in dezelfde denkgroef en de problemen werden groter en dieper. De mensen liepen in cirkels en de groef die zij bewandelden vormde een neerwaartse spiraal naar de bodem. En ze bedoelden het allemaal zo goed…
Met verwondering werd teruggekeken op deze ‘moderne mensen’ die dachten alles al te weten en oprecht meenden op het hoogtepunt van de beschaving te leven. Ze waanden zich God. Op de halsstarrigheid waarmee zij bleven vasthouden aan hun corpocratie van Big Business en schijndemocratie van Big Government, die samensmolten tot één monocratie. Deze rule-based world order, zoals het door de heersers zélf genoemd werd, was eigenlijk niet veel meer dan een volgend stadium van het barbarisme, de slavernij en de kolonisatie die zij meenden ‘afgeschaft’ te hebben. En tegelijk bleven zij elkaar vertellen vrij te zijn (liberaal, wat “vrijzinnig” betekent, maar niet “vrij“)! Ze hielden zichzelf zo klein, zo aangeleerd afhankelijk van hun ‘mono’ bóven hen. Dat de mensen ‘dit’ niet zágen, wonderbaarlijk. En hoe eenvoudig, kleurrijk en vervullend het, achteraf, bleek te zijn om in vrijheid, vrede en voorspoed te leven. Zolang ze hun denken 90° durfden te kantelen.
Toen alles piepend en krakend tot stilstand was gekomen, was de tijd pas rijp om eens kritisch te kijken naar de achterliggende ideologie die de mensen in deze toestand had gebracht. De ideologie achter de ideologieën. Want er waren de voorgaande eeuwen enorm veel experimenten verricht om tot het perfecte besturingssysteem te komen. En zij sleutelden en sleutelden in hun ivoren torens, maar raakten uitgesleuteld. Want ze kregen het niet voor elkaar in de échte wereld. Hun theorie bleek steeds niet te werken in de praktijk.
Dezelfde basisaanname erachter werd al die tijd niet ter discussie gesteld en voor waar aangenomen. De basisaanname die de mensen bleven doen, die achter alle grote ideologieën van de verlichting en moderne tijd zat, was de volgende: “Om onszelf te organiseren zijn we afhankelijk van een hogere, centrale macht die het recht heeft om ons op afstand te besturen op basis van regels.” De gedachte was dat er een besturingssysteem van buiten nodig was om de van bovenaf bedachte orde in te voeren en handhaven.
Om zo’n besturingssysteem in te voeren was altijd een hogere macht nodig op een hogere positie, op afstand van waar het gebeurde. En op hun beurt ging de macht ook uit van dezelfde aanname, die hun tenslotte op deze ‘machtspositie’ had gebracht, en organiseerden zichzelf op basis van een nóg hogere macht. En zo bleven zij eindeloos doorbouwen aan deze toren van Babel, aan één grote piramidestructuur, die wordt gekenmerkt door verdeling in hoog en laag (ontkoppeling, exclusie) en vereniging van alles en iedereen binnen ‘het systeem’ (incorporatie, inclusie) tot één lichaam, met één hoofd, het universele individu. Verdeel, verenig en heers.
Maar we weten allemaal dat hoe groter de afstand tot dáár waar het gebeurt, hoe meer one-size-fits-none de besluiten zijn. En de mensen ‘beneden’ die het moeten uitvoeren richten hun blik machteloos weer ‘naar boven’ in hoop op oplossing en verlossing. Maar ‘daarboven’ weten ze het ook niet. Zo ontstaat een machtsvacuüm waarbij boven en beneden op elkaar zitten te wachten. Hoe meer verticale lagen, hoe groter het vacuüm. De wet van de afnemende meeropbrengst. En omdat machthebbers niet houden van leegte (chaos) of leiderloosheid (anarchie), wordt op kunstmatige wijze orde aangebracht en gehandhaafd onder dreiging van een vorm van geweld (geweldsmonopolie), of dit nu met het zwaard of de pen is. En de mensen staan te juichen dat de ‘chaos’ wordt ‘opgelost’. Zo wordt hen tenminste verteld.
En om die chaos en leegte te ‘bestrijden’ wordt gerechtvaardigd dat er nóg meer verticale lagen nodig zijn en de meeropbrengst van elke extra bestuurslaag wordt steeds kleiner, onderstut door allerlei agenten, autoriteiten, adviesorganen, verkiezingen, checks & balances die alles in het gareel moeten houden. Totdat de meeropbrengst ‘nul’ is en alles en iedereen ‘één’ is. Geïncorporeerd in één grote piramidestructuur, met één groot bureaucratisch waterhoofd, door niemand meer te begrijpen, waarin iedereen op elkaar zit te wachten en alles piepend en krakend tot stilstand komt. De Monocratie.
Alle vijf bestuursvormen van Plato, Aristocratie (de meest geestelijken hebben de macht), Timocratie (de eervollen hebben de macht, bijv. militair of adellijk), Oligarchie (de rijken hebben de macht), Democratie (de massa heeft de macht) en Tirannie (één alleenheerser heeft de macht) zijn alle vijf Monocratisch van aard, allemaal varianten op hetzelfde liedje: er is een vorm van ‘macht hebben’ bij een exclusief, select, hoger geplaatst gezelschap en daarbuiten is men van de macht uitgesloten. Sterker nog, men heeft de macht uit handen gegeven aan de machthebbers. Of de machthebbers hebben dit uit handen genomen en het volk heeft zich hier niet (voldoende) tegen verzet.
Ook de moderne variant van Democratie, waarbij het volk haar machthebbers (indirect) mag verkiezen, is een vorm van Monocratie, omdat de stem van de massa terug wordt gebracht tot slechts één stem, via verkiezingen en referenda. Zo spreekt ‘het algemeen belang’ met één mond. Moderne democratie is dus ook geen oplossing, maar slechts een uitstel van executie. Mensen geven hún stem uit handen aan anderen om vóór hen beslissingen te nemen. Het maakt het Monocratische besturingssysteem wellicht minder instabiel en oneerlijk, maar verandert niets aan de achterliggende ideologie en verticaal gescheiden machtsstructuur. In plaats van één tiran, heerst nu de tirannie van de meerderheid die haar meesters verkiest. Eén ding is zeker: de volkeren (demos) zijn zelf aan de macht (cratos), hoezeer we onszelf dit sprookje blijven vertellen.
De verschillen
Cocratie | Monocratie |
---|---|
Oorspronkelijke, natuurlijke, duurzame organiseerstructuur die compleet onzichtbaar en overbodig is gemaakt. | Ooit bedacht en bedoeld als uitzonderlijke, kunstmatige en tijdelijke crisisorganisatie, maar is totaal dominant geworden, wereldwijd. |
Zeer geschikt om te organiseren wat belangrijk is | Beperkt geschikt om snel te beslissen bij urgente zaken |
Minder geschikt om acute besluiten te nemen | Ongeschikt om duurzaam te organiseren |
Gemeenschappelijk geweten, relaties en vertrouwen in dynamische interactie | Vaste regels, rollen, rechten gevat in rituelen |
Relaties vóór regels (Relation based) | Regels bóven relaties (Rule-based) |
Play: Door te spelen ontdekken we hoe het werkt en bepalen we de regels | Game: Het spel ontvouwt zich binnen de spelregels |
Mandaat ontspringt bij ieder individu in de eigen belevingswereld, van binnen naar buiten | Mandaat ontspringt bij het universele individu, van de hoogste macht naar de laagste burger |
Doel: Macht bij individu om zichzelf te organiseren | Doel: Machtsmonopolie bij slechts één |
Eerst decentraal, klein organiseren, daarna opschalen | Top-down organisatie, eventueel bottom-up |
Horizontaal vertrouwen in gemeenschappen | Verticaal vertrouwen in instituties/genootschappen |
Een geheel van op zichzelf staande delen: robuust | Een eenheid van onderdelen: zeer breekbaar |
Holografisch: horizontale verbinding, verschil in grootte | Hiërarchisch (“rangorde”): verticale machtsscheiding, verschil in hoogte |
Heel: Veelheid, veelstemmig, veelvormig, veelzijdig | Half: Eenheid, eenstemmig, eenvormig, eenzijdig |
Discussie en dialoog: onderlinge uitwisseling | Monoloog: eenrichtingsverkeer (top-down) |
Alle blikvelden mogen altijd meedoen | Anderen (Externaliteiten) zoveel mogelijk uitsluiten |
Naast elkaar laten bestaan: losjes gekoppeld | Inlijven (incorporatie) en integratie: strak gekoppeld |
Kleiner binnen groter | Hoger boven lager |
Kleinste ondeelbare deeltje (individu) is enkel van zichzelf | Hoogste macht is soeverein (superieur), rest is onderdaan (inferieur) |
Organiseerstructuur (organiseren): werkwoord | Organisatiestructuur (organisatie): voorwerp |
Vloeibaar van vorm, dynamisch, interactief | Vormvast, statisch, gevestigd |
Zelf vruchten plukken van vrijheid, vrede en voorspoed | Anderen plukken vruchten van slavernij, strijd en schuld |
Gedragen door mensen zélf en hun relaties | Gebouwd op kunstgrepen (wetten, regels, systemen) |
Het leven is samenwerking en -leving (coöperatie) | Het leven is strijd (competitie en/of collaboratie) |
Wie wenst het woord? Wie heeft er iets te zeggen? | Wie heeft het woord? Wie heeft het voor het zeggen? |
In essentie individueel en gemeenschappelijk | In basis universeel, idealistisch en autoritair |
Optimistisch: streven om van A een A+ te maken. Organiseren vanuit hier en nu. | Idealistisch: verticale scheiding van onvolmaakt A en ideaal B. Organisatie vanuit daar en dan. |
Complexiteit omarmen: verscheidenheid vieren | Complexiteit reduceren: opknippen en één maken |
Meerdimensionaal: 3D wereld staat voorop, 2D wereld ondersteunend daaraan | Eendimensionaal: platte, arme 2D wereld voorop, échte 3D wereld moet inpassen en aanpassen |
Het zelf vóórleven in samenspraak | Voorschrijven aan anderen: samenzwering |
Hoewel cocratie de natuurlijke en duurzame manier van organiseren is, is dit niet de heersende consensus over hoe we onszelf zouden moeten organiseren. Want dat is monocratie. Monocratie is het besturingssysteem dat de primaire neiging heeft tot eenwording, eenvormigheid, eenzijdigheid, monopolie, monoloog en monocultuur. Monolytisch. Mono betekent ‘één’, maar ook: ‘Enkel en alleen’ of ‘slechts één’. Het houdt in dat één iets of iemand het alleenrecht heeft bemachtigd en daarbuiten geldt dit voor niks of niemand. Het is absoluut uitsluitend, exclusief van aard en vervolgens inclusief om alles en iedereen te incorporeren.
Waarom ‘één’? Omdat één de ontkenning is van complexiteit. Alles méér dan één vormt namelijk een complex. En daarmee wórdt het complex. Complexiteit staat daarmee gelijk aan dualiteit en polarisatie. Conflict. Dat vinden we allemaal maar lastig. Dat willen we niet. Dus vanaf het allereerste begin streven mensen ernaar om daaraan te ontsnappen, om terug te keren naar de paradijselijke eenheid en eenvoud, het utopische heilland, waarin die complexiteit en de bijbehorende conflicten niet langer bestaan. Het aardse leven wordt bijkans gezien als onvolmaakt en de goddelijke ideeënwereld als volmaakt. En daarom is het de monocratische taak om deze eenheid opnieuw te bewerkstelligen. En dat vraagt om een voorhoede van ingewijden (avant garde) die aan zichzelf de morele rechtvaardiging toedichten om de mensheid te verheffen uit hun gevallen, zondige natuurtoestand.
Daarom streven alle idealisten naar een vorm van ideologie, naar een ideaal dat is gebaseerd op een idee in de geest dat volmaakt is. Eén. Zoals hun versie van God. Of de prenatale toestand in de baarmoeder. Voordat het viel en slecht werd. Zij verlangen ernaar om wéér één te worden. Maar in deze wereld van tweeheid en een veelheid aan tegenstellingen is dit een illusie, complete schijn, om te verzinnen dat zoiets haalbaar zou zijn of überhaupt bestaat. En dit denken heeft de ergste heilige oorlogen veroorzaakt in de geschiedenis van de planeet en de mensheid. Slavernij en onderwerping zijn allebei ontstaan vanuit deze gedachte van ‘opper’ en ‘onder’.
Van Hiërarchie tot executive
Hiërarchie lijkt iets vanzelfsprekends. We hebben onze volledige wereld ‘geordend’ volgens dit mechanisme. Maar het lijkt erop dat we niet helemaal doorhebben wat het eigenlijk betekent en waar het vandaan komt.
Het woord komt uit het Grieks en betekent letterlijk “Heilige Heerschappij” (Hieros / Archon). Waarmee het woord bekendheid heeft gekregen is dan ook de bijbelse oorsprong: de rangorde van engelen. Daarbij wordt verondersteld dat sommige engelen hoger zijn dan andere en een soort ‘span of control’ hebben met een command & control structuur, waarbij de lagere engelen orders opvolgen van de hogeren. Dit gaat door totdat je bij de hoogste, het opperhoofd komt. De superieure soeverein, het universele individu: God zelf, welke versie er ook wordt gehanteerd.
Wat we ons niet realiseren, is dat de alle vormen van organisatie, of het nu in de staat of de markt is, zijn afgeleid van dit idee. Van de goddelijke vertegenwoordiging. De Prins is dan ook de ‘princeps‘ of ‘principe‘ (de titel van het beroemde boek van Machiavelli), de eerste vertegenwoordiger. Hij is dan de Hiërarch: de heilige heerser. En van daaruit werkt het in één richting naar ‘beneden’. Top-down. Van de superieur (soeverein) naar de inferieuren (subject).
Daarmee ontstaat een vreemd verschijnsel. De bron komt dan niet van de mensen zelf, maar van ‘boven’. Een hiërarchie is daarmee in feite een ‘omgekeerde boom’ (inverted tree structure) waarbij de wortels uit de hemel groeien. Dat verklaart ook waarom zoveel organisaties en hun mensen zich afvragen: wie dienen we nu eigenlijk? Wie is onze klant? Want ze moeten tegelijk naar ‘beneden’ kijken om hun klant te zien, maar ook naar ‘boven’ kijken voor orders, verantwoording én hun broodwinning. Daarnaast is dit de oorsprong van de inverted organisation. Daarbij is niet zozeer het bestuur aan de macht, maar de hoogste professionals, zoals hoogleraren, bisschoppen, generaals of chirurgen.
Zo wordt tot op de dag van vandaag, ondanks alle ontkerkelijking (secularisatie), verondersteld dat de wereldlijke hiërarchie (‘government’, dus met een gouverneur, het hoofd van een regering van een kolonie, deelstaat, provincie of andere subnationale staatseenheid) een replica is van de Heilige, Hemelse Hiërarchie (met een hoofdletter). Dat verklaart ook waarom bijvoorbeeld in India de hoogste kaste nog altijd wordt bevolkt door de Brahmanen, de hoogste priesters, als intermediairs tussen hemel en aarde. Geest boven lichaam, Mind over matter. De pausen en prinsen vervullen ook deze functie, vandaar dat de Romeinse hoogste priester (en later de paus) de naam ‘pontifex Maximus’ kreeg, omdat hij werd gedacht bruggen te slaan tussen de mensen en de goden (en daarvoor ‘tol’ mócht vragen). Zo delegeren de legaten hun delegaties op basis van wat legaal is en kunnen zij leges vragen.
Dit monocratische verschijnsel is goed te terug te zien aan hoe álle grote organisaties en instituties concreet zijn geordend en niet zozeer georganiseerd. Daarbij is de veronderstelling dat de enige manier om iets gedaan te krijgen om álles te laten beginnen met het soevereine bestuur (vaak eenhoofdig) die een executive is, zoals een CEO. Wat betekent executive eigenlijk? Dit komt van de pauselijke decreten: exequatur. Want als de paus de vertegenwoordiger van God op aarde is, dan zijn de decreten ook absoluut en dwingend. Zo’n exequatur is vervolgens executoriaal en kan ten uitvoer worden gelegd, zoals dit gebeurt bij executoriale titel door een rechtbank, die op hun beurt weer zijn aangesteld door vorsten om recht te mogen spreken.
Wat hiermee gebeurt, is dat alle besluiten enkel aan de top kúnnen beginnen. Ons volledige systeem, de monocratische Orde, is met opzet op deze wijze opgezet. Alleen op deze manier kan namelijk een piramidestructuur en piramidespel worden opgezet en voortgezet. Het maakt dit systeem echter ook enorm log en fragiel. Want alles en iedereen is in basis afhankelijk van die hoogste macht om wat dan ook te doen. Het logische gevolg is niet complexiteit, maar het platslaan daarvan tot een kunstmatige eenheid, met enorme verzuiling en ingewikkeldheid tot gevolg, wat een vrij logisch gevolg van overorganisatie: de afnemende meeropbrengst van elke extra bestuurslaag. Want met elke extra laag zijn exponentieel meer (menselijke) hulpbronnen nodig om de structuur te stutten en steunen.
Het slokt alles op om die ene (echte of fictieve) ‘persoon’ in de top tot besluiten en executie te laten komen. En de rest ‘daaronder’ wordt verondersteld slechts passief te wachten op de orders van de hogere legerleiding. Het vraagt om een immense administratie om deze delegatie (komt van ‘legaat’, afvaardiging, waar ‘legaal’ ook vandaan komt) mogelijk te maken en in stand te houden. Vandaar ook alle MBA’s (Master of Business Administration) en MPA’s (Master of Public Administration) en het feit dat de regering in het Engels ‘administration’ heet met ‘ministers’.
Iets kan complex zijn, zonder ingewikkeld te zijn. Complexiteit tussen mensen in relaties is juist iets moois en zouden we moeten koesteren. Cocratie is zoals mensen zich van nature zouden organiseren, indien zij niet iets anders aangeleerd zou zijn. Wij, in onze verwoede pogingen om aan die natuurtoestand te ontsnappen, hebben allerlei kunstgrepen bedacht om de ‘wilde, vrije mensen’ te beheersen, bedwingen en beschaven in de zucht naar eenheid. Daarmee worden allerlei begrenzingen en beperkingen van buitenaf opgelegd, maar deze begrenzen en beperken de mensen ook in hun totale potentieel. We houden onszelf ermee klein.
Cocratie gaat daarom niet uit van een eenheid van onderdelen door inperking (reductie), maar van een geheel van delen en daarmee van veelheid door toevoeging (additie). En deze veelheid vormt een complex geheel. En in plaats van dit complexe geheel te reduceren totdat het weer één is, laten we alle verschillende kleuren náást elkaar bestaan. Vieren we de verscheidenheid. En proberen we te leren om elkaar te verdragen, kunnen we de complexiteit leren omarmen en de creatieve spanningen die daaruit ontstaan mét elkaar productief leren maken.
Het is wel belangrijk om erbij te vertellen dat monocratie geen traditionele vijand is waar men zich tegen moet verzetten of deze moet bestrijden. Nee, het is meer een tegenstander, waarmee je enerzijds kunt bepalen wat niet het juiste is om te doen en denken. Het geeft anderzijds een anker om te bepalen wat wél het juiste is om te doen en denken. Of beter gezegd: wat het dichtst bij onze natuur en intuïtie ligt. En meestal komt het er op neer dat dit ook het juiste is.
Sterker nog: Monocratie kan absoluut z’n waarde hebben. Het kan een uitstekende manier zijn om tijdelijk zéér efficient te organiseren, bijvoorbeeld in tijden van crisis (Oudgrieks voor ‘beslissend moment’). Dan worden tijdelijk de rollen, rechten en regels kunstmatig vastgezet in rituelen, waarbij één iemand de besluiten neemt, zodat niet iedereen er iets van hoeft te vinden. Als de vijanden bonken op de deuren van de burcht is een #Ding hoogstwaarschijnlijk niet de beste optie, dat is op zo’n moment te tijdrovend. Een geweldig slimme uitvinding die helpt om snel tot besluiten te komen, maar het gaat mis als we 1) gaan denken dat dit een manier is om onszelf duurzaam te organiseren en dus 2) de hiërarchie vastzetten (fixatie) in regels, rollen, rechten en rituelen.
Dit verklaart ook waarom de nadruk in Monocratieën ligt op de militaire en economische machten. Het zijn namelijk de legers die van nature monocratisch zijn gestructureerd. En als een land of gebied wordt veroverd, komen daar vaak de militairen op de troon te zitten. Zoals Douglas MacArthur, de Supreme Commander of the Allied Powers, die van 1945 tot 1951 de heerser van het bezette Japan was1. Daarnaast is het economisch gezien alleen mogelijk om kapitaal te accumuleren in een kleine top door een piramidespel op te zetten, waarbij alle overwaarde wordt onttrokken (extractie) en ‘naar boven’ vloeit richting de aandeelhouders. De samensmelting hiervan in het militair-industrieel complex is dan ook niet geheel toevallig2. Daarbij wordt vaak nog de derde poot vergeten: het is het eigenlijk een militair-industrieel-financieel complex. Want de financiële wereld is net zo gestructureerd.
Vaak denken mensen dat legers enorm hiërarchisch zijn georganiseerd, maar dat verschilt nogal. Zo staat de Nederlandse krijgsmacht erom bekend zeer goed te kunnen improviseren. Als een voertuig wordt aangevallen kennen zij zeer beperkte regels en hoeft niemand op orders van boven te wachten. De soldaten gaan om het voertuig staan, schouder aan schouder, en doen wat zij op dat moment nodig achten om het voertuig en elkaar te beschermen. Andere veiligheidsdiensten als de brandweer werken eigenlijk net zo. In andere landen is dit zeer zeker niet hetzelfde. Zo is het Amerikaanse leger veel meer massaal georganiseerd volgens strikte orders en rangen. En ook de koningshuizen in omringende landen zijn veel afstandelijker, zoals in Groot-Brittanië of Spanje, waar ze gruwelen van iets ‘vernederends’ als ‘Koningsdag’. De Nederlanders vormen nu eenmaal een eigenzinnig volkje en pikken weinig ‘hoogteverschil’, iets wat terugkomt in ons landschap.
Monocratie moet dus niet zozeer ‘bestreden’, maar begrensd worden. Het zou goed zijn als we veel meer situationeel gaan bepalen wat de juiste manier van organiseren is voor het #Ding dat voorligt. Als het zeer urgent is, kan het goed zijn om een crisisorganisatie uit de grond te stampen, waarbij de rollen, regels, rechten zijn vastgelegd in rituelen, zodat er gelijk gehandeld kan worden op basis van orders. Echter, hier schuilt een groot gevaar in. Want als de crisis niet voorbij gaat óf kunstmatig in leven wordt gehouden (met bijvoorbeeld nieuwe, kunstmatige crises), is de kans groot dat de monocratie in leven blijft en blijft domineren. Bovendien ontlenen de leden van de monocratie veel betekenis aan het onderdeel zijn van zo’n geoliede machine en zullen zij hun machtspositie willen behouden.
Daarom is het belangrijk dat cocratie de basis is om duurzaam te organiseren en moeten de individuen mét elkaar kraakheldere begrenzingen bepalen voor een door hun opgezette monocratie, zoals een regering. Dit is dan ook de taak van de volksvergadering: om de monocratie op te zetten, maar ook om deze op ieder gewenst moment weer af te zetten. En het moment waarop dat moet gebeuren, moet vooraf duidelijk zijn, zodat er geen discussie over mogelijk is. De monocratie mag nooit bóven cocratie worden geplaatst, maar is het instrument van de gemeenschap zelf en mag nooit permanent worden.
Hoe een permanente monocratie ontstaat
Hoewel Cocratie meestal wordt ervaren als heel natuurlijk en logisch, wordt er toch vaak voor gekozen het niet op deze manier te doen. We zijn er namelijk aan gewend dat er altijd een derde partij of externe autoriteit is die ons rechten of ergens toegang toe geeft of ontzegt. Dit is in wezen heel onnatuurlijk, het is mensen niet eigen om op deze manier bestuurd te worden of macht weg te geven. Want in basis houden mensen helemaal niet van strijd en willen zij in vrede en vrijheid leven, zonder al die bemoeienis van buiten en boven.
Maar hoe ontstaat zoiets? Het volgende verhaal kan dit helpen illustreren, zoals een parabel, een vereenvoudigde vergelijking (analogie) van ons huidige systeem. Hierin worden uiteraard niet alle aspecten van het volledige systeem belicht, maar in de kern zijn de verschillen zeer beperkt.
Stap 1. Eigendom
Omdat we zijn vergeten wie we werkelijk zijn en onwetend zijn, zijn we van nature angstig voor de boze buitenwereld om ons heen, en proberen we potentiële pijn te vermijden. We zijn niet zozeer gericht op het bereiken van de hemel, maar op het voorkomen van de hel (wat ‘licht’ betekent). Overleven. Bestaansangst. Deze angst is een enorm sterke drijfveer, waar ook makkelijk misbruik van kan worden gemaakt door buitenstaanders. Daarom organiseren mensen van alles en nog wat om deze bestaansangst te reduceren. Dit doen zij als eerste rond de menselijke basisbehoeften, zoals onderdak, kleding, voedsel en warmte.
Omdat we elkaar vertellen dat dit schaarse middelen zijn, gaan we proberen ‘ons land’ af te schermen van buitenstaanders en stellen we mensen aan die de ‘schaarse’ middelen ‘eerlijk’ onderling gaan verdelen. We eigenen onszelf het eigendom, het exclusieve alleenrecht om daarover te beslissen en beschikken, toe op een gebied en iedereen daarbuiten is buitenstaander of vreemde en heeft geen recht op het eigendom. We zetten er een hek, of nog erger, een muur, omheen en noemen het een ‘burght‘ of polis en noemen onszelf ‘burgers‘. We verklaren dit nu ‘van ons’ en van niemand anders.
PS. In basis hoeft dit ‘persoonlijk bezit’ geen probleem te zijn. Jouw kleding is van jou en mijn kleding van mij, het is iets persoonlijks. Er ontstaat echter een probleem als anderen aanspraak kunnen maken op iemands bezit en dit gaan toe-eigenen. Dan is er sprake van eigendom. De basis hiervan ligt in regels en rechten, die op zichzelf ook weer verhandeld kunnen worden. Persoonlijk bezit is dus niet het probleem, maar de macht om andermans bezit toe te eigenen wel. Er zijn vele grijstinten: van macht om over eigendom te beslissen, beschikken of het direct te bezitten. Of door eigendom te stapelen, bijvoorbeeld door rechtspersonen te bezitten mét rechtspersonen, de bekende BV constructies en brievenbusfirma’s.
Stap 2. Uitsluiting
Er ontstaat binnen de muren van zo’n burcht of polis niet zozeer een gemeenschap, maar een genootschap. Er vormt zich een Wij-identiteit, en dus ook wij-zij denken, want de boze buitenwereld (‘zij’) is vreemd (xenofobie) en dus ook snel vijand. De individuele mensen leveren een deel van zichzelf en hun eigen identiteit in om onderdeel te worden van het collectief, daar zij bepaalde rechten (privileges) krijgen te bezitten als onderdeel van het collectief, waar buitenstaanders geen toegang toe hebben. Deze vreemden worden hiervan uitgesloten. Exclusie. Ook wel sociale sluiting genoemd.
Sommige burgers van de polis nemen het voortouw in de bescherming van de polis, de militairen, en in de besluitvorming daarover, de politici, en voor hun verdiensten krijgen zij voorrechten (privileges). Om deze voorrechten, die dus vóór die van anderen komen, te beschermen, gaan zij drempels opwerpen en ‘gewone burgers’ hiertoe, net als de buitenstaanders, de toegang ontzeggen. Sociale sluiting. Een vaste, verticale scheiding van machten in hoger en lager is het gevolg. Er ontstaat een exclusieve klasse, een elite van priesters, vorsten en koopmannen die zichzelf vrijstellen van arbeid en anderen vóór zich laten werken. Bovendien ontstaat er een prikkel om steeds weer nieuwe crises op te zoeken, om het bestaansrecht van de polis te herbevestigen en daarmee de gevestigde machtsverhoudingen.
Stap 3. Spelregels
De volgende stap in de eenwording van de Monocratie is dat de heersende klasse deze voorrechten en uitsluiting (exclusiviteit) van anderen gaat vastleggen in vaste regels, rollen, rechten en rituelen. Zij stellen uit hun midden politici aan die de baas worden over de polis en bepalen in kleine kring de (grond)wetten en algemene regels die het publieke belang (de res publica of republiek) dienen en verdedigen. Bij wet wordt het recht op overerving van privileges veiliggesteld, want de zonen en dochters van deze aristocratie hebben hetzelfde bloed en zijn dus óók geboren om te heersen, zo vertellen zij elkaar.
De registratie van de burgers en hun klassen is essentieel om de voorrechten te beschermen. Er wordt een heuse administratie opgezet en bijgehouden met (ad)ministers die verantwoordelijk worden gehouden voor de deugdelijkheid ervan. Zo is ook bepaald dat het centrale bureau gemakshalve ook officieel de administratie wordt genoemd (de regering in het Engels heet Administration). De mensen worden nu ook personen (‘persona’ betekent ‘masker’ of ‘acteur’), waaraan hun rechten zijn verbonden als ‘nummertje’. Deze personen vormen samen als burgers de borg van de burcht.
Dat moet ook wel, want de polis heeft inmiddels ook aardig wat schulden uitstaan bij andere mogendheden, omdat ze dachten die ‘oorlogjes’ wel te winnen. En die mogendheden vragen de staat regelmatig om een staatje van inkomsten, zodat ze vrij eenvoudig hun aandeel kunnen innen. De machthebbers produceren echter zelf steeds minder en hebben zelf weinig te geven, dus gaat de staat nu toch maar belastingen heffen, het is niet anders.
Stap 4. Agenten
Om de wetten en regels, en daarnaast uiteraard hun eigen eigendom en privileges, te beschermen, stelt de heersende macht allerlei agenten (denk aan priesters, politie, politici, partijen, rechters, notarissen, makelaars, journalisten en wetenschappers) aan die het eigendom van de bevoorrechte klasse gaan beschermen tegen de gewone burgers of de veroverde slaven daaronder die daar direct van afhankelijk zijn, met het zwaard óf met de pen.
Om in deze ‘tijden van crisis’ de ‘veiligheid van iedereen’ te waarborgen zorgen zij daarom dat burgers en buitenstaanders niet langer in staat zijn zelf recht te spreken of zichzelf te verdedigen en stellen een krijgsmacht en politiemacht in met een geweldsmonopolie. Buiten deze machten mag niemand nog geweld gebruiken, waarmee zij zeggen de polis te beschermen tegen externe vijanden, maar stiekem ook zichzelf voor interne vijanden die een complot zouden kunnen vormen.
Alleen via bepaalde autoriteiten kan iemand nog bij de hogere machten komen, die het dagelijks bestuur steeds verder naar zich toe hebben getrokken, daar zij toch al de financiën en de wetten regelen en dit niet aan de gewone burgers kunnen overlaten. Dit is in lijn met de officiële staatsreligie, want daarin is bepaald dat burgers alleen nog via de officieel aangestelde priesters bij de goden kunnen komen. Via licenties, patenten, diploma’s, boekhouding, registraties en (geheime) genootschappen wordt bepaald wie door tol te betalen via deze poortwachters wel of geen rechten of toegang krijgt en worden gevestigde belangen beschermd tegen kritische, polariserende stemmen.
Burgers heten in officieel al ‘personen’ en staan netjes in de registers. Gilden en bedrijven heten vanaf nu ook rechtspersonen, die steeds vaker worden aangestuurd door een beroepsleider in plaats van een meewerkend voorman. Daardoor groeien die bedrijven trouwens hard, want ze hebben veel baat bij hun goede juridische verstandhouding met de staat. Van de externe geldschieters hebben de politici gehoord dat deze personen en rechtspersonen door de centrale bank handig gebruikt kunnen worden als onderpand (krediet, borg) om meer geld bij te kunnen drukken en de schulden af te lossen. Dan hoeven de belastingen voorlopig niet wéér verhoogd te worden. De productiviteit moet overigens wel hoger, want anders wordt er niet voldoende gegroeid om de rente voor de geldschieters op te hoesten.
Stap 5. Verdeel, verenig en heers
De machthebbers hebben ondertussen gezorgd dat de politici volledig vrijgesteld zijn van enige vorm van werk om al hun tijd te kunnen spenderen aan het leiden en besturen van de polis. Dat is ook niet gek, want het is ook een steeds meer tijdrovende klus geworden, daar steeds meer mensen van hen afhankelijk zijn geworden om over de kleinste dingen een besluit te kunnen nemen en de politici zich steeds meer bezig houden met zaken buiten de polis, zoals oorlogen voeren met hun krijgsmacht of plannen maken met hún gelijken, politici van andere staten. Zij voelen zich belangrijk, wat ook te zien is aan hun kleding en huizen, die steeds rijker zijn.
Het systeem bestaat uit steeds meer bestuurslagen en de bevoorrechte politici hebben het contact met de bevolking volledig verloren, zij zijn vervreemd geraakt. Daarom wordt besloten dat vanaf nu de burgers van de polis zélf hun politici mogen verkiezen uit een select aantal dat van tevoren naar voren is geschoven. Dit noemen zij politieke partijen en verkiezing en er ontstaat een heel circus omheen met campagnes en verschillende partijen die van links tot rechts debatteren over voors en tegens. Hoewel het geen echte ‘volksvertegenwoordigers’ zijn, maar parlementariërs, doen we net alsof we dit met hun stemmen kunnen aannemen dat dit toch zo is en dat deze partijvertegenwoordigers mandaat hebben.
Het is een hopeloze opgave om het volk goed te informeren over alles wat er gaande is in de burght of polis, want het is inmiddels zó ingewikkeld geworden! De pers wordt steeds meer gebruikt om de politieke boodschappen over te brengen en deze media worden óók voorrechten beloofd als zij winnen. Hetzelfde gebeurt met andere invloedrijke burgers en beroepen, want ook zij kunnen dichterbij de zittende macht en de centrale geldruif komen door zich achter hun agenda’s te scharen of op z’n minst niet daartégen.
De machthebbers vinden hun bestaan in toenemende mate eentonig en saai en zoeken afleiding. Kunsten en vermaak zijn leuk, maar ze vinden meer voldoening in uitbreiding van hun territorium. Dit is ook goed, want die heersers in de volgende polis kunnen wel hun deskundige leiding gebruiken. Bovendien hebben ze daar allerlei luxe goederen en technologie. En de schulden van de vorige oorlog met de andere polis zijn ook nog niet afbetaald, dus de externe geldschieters hebben inmiddels wat plekken aan de grote tafel opgeëist om hun eigen belangen veilig te stellen. De inmiddels flink geprofessionaliseerde inlichtingendienst had laten weten dat de geldschieters in die andere polis precies hetzelfde hadden gedaan. Even de pers inlichten dat het verstandig is dat dit niet naar buiten komt.
Ondertussen is het volk het beu om als kanonnenvoer naar het front te worden gestuurd en zich als burgerslaven uit de naad te werken voor andermans belangen. Ze komen in opstand en werpen de zittende macht van hun pluche zetels. De voorhoede (avant garde) van de revolutie neemt zitting op dezelfde zetels om te zorgen dat het allemaal anders wordt. De bevolking juicht “We zijn vrij!” Maar niet voor lang, want ook dit ‘nieuwe leiderschap’ raakt gehecht aan hun zetels en posities en herhaalt precies dezelfde fouten. Hoe kan dat nu? Wat ook niet helpt is het feit dat ze afspraken hebben gemaakt met de externe geldschieters dat zij alleen ‘onafhankelijk’ mogen zijn zolang de staatsschulden maar afbetaald worden. Daar waren zij vrij vasthoudend in, want anders zwaaide er wat.
Maar ja, zo werkt het toch? Er moet er toch één de baas zijn? Er is toch geen alternatief? Want het is tenslotte onmogelijk om allen mee te laten praten over alles. Toch? Dat alternatief bestaat wel degelijk en heeft altijd al bestaan. Dit heet cocratie.