Monocratie?


Over 150 jaar zullen de mensen met verwondering terugkijken op deze periode van de geschiedenis. Of zelfs op de gehele geschiedenis. De periode waarin we totaal vastzaten in een zich eindeloos herhalende, hermetische cirkel en niet meer verder kwamen. Het werkte niet meer. Terwijl de problemen in de wereld zich opstapelden dachten de mensen deze problemen op te kunnen lossen met dezelfde denkwijze die deze problemen had veroorzaakt. Steeds vielen zij terug in dezelfde denkgroef en de problemen werden groter en dieper. De mensen liepen in cirkels en de groef die zij bewandelden vormde een neerwaartse spiraal naar de bodem. En ze bedoelden het allemaal zo goed…

Met verwondering werd teruggekeken op deze ‘moderne mensen’ die dachten alles al te weten en oprecht meenden op het hoogtepunt van de beschaving te leven. Ze waanden zich God. Op de halsstarrigheid waarmee zij bleven vasthouden aan hun corpocratie van Big Business en schijndemocratie van Big Government, die samensmolten en de monocratie vormden. Deze rule-based world order, zoals het door de heersers zélf genoemd werd, was eigenlijk niet veel meer dan een volgend stadium van de slavernij en de kolonisatie die zij dachten afgeschaft te hebben. En tegelijk bleven zij elkaar vertellen vrij te zijn (liberaal, wat “vrijzinnig” betekent, maar niet “vrij“)! Ze hielden zichzelf zo klein, zo aangeleerd afhankelijk. Dat de mensen ‘dit’ niet zágen, wonderbaarlijk. En hoe eenvoudig en vervullend het, achteraf, bleek te zijn om in vrijheid, vrede en overvloed te leven. Zolang ze hun denken 90° durfden te kantelen.

Toen alles piepend en krakend tot stilstand was gekomen, was de tijd pas rijp om eens kritisch te kijken naar de achterliggende ideologie die de mensen in deze toestand had gebracht. De ideologie achter de ideologieën. Want er waren de voorgaande eeuwen enorm veel experimenten verricht om tot het perfecte besturingssysteem te komen. En zij sleutelden en sleutelden in hun ivoren torens, maar raakten uitgesleuteld. Want ze kregen het niet voor elkaar in de échte wereld. Hun theorie bleek steeds niet te werken in de praktijk.

Want dezelfde basisaanname erachter werd al die tijd niet ter discussie gesteld en werd voor waar aangenomen. De basisaanname die de mensen bleven doen, die achter alle grote ideologieën van de verlichting en moderne tijd zat, was de volgende: “Om onszelf te organiseren zijn we afhankelijk van een hogere, centrale macht die het recht heeft om ons op afstand te besturen.” De gedachte was dat er een besturingssysteem van buiten nodig was om de van bovenaf bedachte orde in te voeren en handhaven.

De kaftillustratie van Leviathan van Hobbes tekent de scheiding tussen denken en doen, tussen hoofd en lichaam. Het volk staat onder en ten dienste van de vorst. Let ook op de piramidevorm die Leviathan vormt met staf (religieuze, wetgevende macht) en zwaard (militaire macht), waarbij de top van de piramide niet zichtbaar is.

Om zo’n besturingssysteem in te voeren was altijd een hogere macht nodig op een hogere positie, op afstand van waar het gebeurde. En op hun beurt ging de macht ook uit van dezelfde aanname, die hun tenslotte op deze ‘machtspositie’ had gebracht, en organiseerden zichzelf op basis van een nóg hogere macht. En zo bleven zij eindeloos doorbouwen aan deze toren van Babel, aan één grote piramidestructuur, die wordt gekenmerkt door verdeling in hoog en laag (ontkoppeling, exclusie) en vereniging van alles en iedereen binnen ‘het systeem’ (incorporatie, inclusie). Verdeel, verenig en heers.

Maar we weten allemaal dat hoe groter de afstand tot dáár waar het gebeurt, hoe meer one-size-fits-none de besluiten zijn. En de mensen ‘beneden’ die het moeten uitvoeren richten hun blik machteloos weer ‘naar boven’ in hoop op oplossing en verlossing. Maar ‘daarboven’ weten ze het ook niet. Zo ontstaat een machtsvacuüm waarbij boven en beneden op elkaar zitten te wachten. En hoe meer verticale lagen, hoe groter het vacuüm. En omdat machthebbers niet houden van leegte (chaos) of leiderloosheid (anarchie), wordt op kunstmatige wijze orde aangebracht en gehandhaafd onder dreiging van een vorm van geweld (geweldsmonopolie), of dit nu met het zwaard of de pen is. En de mensen staan te juichen dat de ‘chaos’ is ‘opgelost’.

En om die chaos en leegte te ‘bestrijden’ rechtvaardigen we voor onszelf dat er nóg meer verticale lagen nodig zijn en de meeropbrengst van elke extra bestuurslaag wordt steeds kleiner, onderstut door allerlei agenten, autoriteiten, adviesorganen, verkiezingen, checks & balances die alles in het gareel moeten houden. Totdat de meeropbrengst ‘nul’ is en alles en iedereen ‘één’ is. Geïncorporeerd in één grote piramidestructuur, met één groot bureaucratisch waterhoofd, door niemand meer te begrijpen, waarin iedereen op elkaar zit te wachten en alles piepend en krakend tot stilstand komt. De Monocratie.

Alle vijf bestuursvormen van Plato, Aristocratie (zij met de meeste kwaliteiten hebben de macht), Timocratie (zij met de hoogste status hebben de macht, bijv. militair of adellijk), Oligarchie (de rijken hebben de macht), Democratie (de massa heeft de macht) en Dictatuur (één alleenheerser heeft de macht) zijn alle vijf Monocratisch van aard, allemaal varianten op hetzelfde liedje: er is een vorm van ‘macht hebben’ bij een exclusief, select, hoger geplaatst gezelschap en daarbuiten is men van de macht uitgesloten. Sterker nog, men heeft de macht uit handen gegeven aan de machthebbers.

Ook de moderne variant van Democratie, waarbij het volk haar machthebbers (indirect) mag verkiezen, is hiervoor geen oplossing, maar slechts een uitstel van executie. Mensen geven hún stem uit handen aan anderen om vóór hen beslissingen te nemen. Het maakt het Monocratische besturingssysteem wellicht minder instabiel en oneerlijk, maar verandert niets aan de achterliggende ideologie. In plaats van één tiran, heerst nu de tirannie van de meerderheid die haar meesters verkiest. Eén ding is zeker het volk is niet zelf aan de macht, hoezeer we onszelf dit sprookje blijven vertellen.


De verschillen

Hoewel cocratie de natuurlijke manier van organiseren is, is dit niet de heersende consensus over hoe we onszelf zouden moeten organiseren. Want dat is monocratie. Monocratie is het besturingssysteem dat de primaire neiging heeft tot eenwording, eenvormigheid, eenzijdigheid, monopolie, monoloog en monocultuur. Monolytisch. Mono betekent ‘één’, maar ook: ‘Enkel en alleen’. Het houdt in dat één iets of iemand het alleenrecht heeft bemachtigd en daarbuiten geldt dit voor niks of niemand. Het is absoluut uitsluitend, exclusief van aard.

Waarom ‘één’? Omdat één de ontkenning is van complexiteit. Alles méér dan één vormt namelijk een complex. En daarmee wórdt het complex. Complexiteit staat daarmee gelijk aan dualiteit en polarisatie. Dat vinden we allemaal maar lastig. Dus vanaf het allereerste begin streven mensen ernaar om daaraan te ontsnappen, om terug te keren naar de paradijselijke eenheid en eenvoud, het utopische heilland, waarin die complexiteit en de bijbehorende conflicten niet langer bestaan. Het aardse leven wordt bijkans gezien als onvolmaakt en de goddelijke ideeënwereld als volmaakt. En daarom is het de monocratische taak om deze eenheid opnieuw te bewerkstelligen. En dat vraagt om een voorhoede van ingewijden (avant garde) die aan zichzelf de morele rechtvaardiging toedichten om de mensheid te verheffen uit hun gevallen, zondige natuurtoestand.

Daarom streven alle idealisten naar een vorm van ideologie, naar een ideaal dat is gebaseerd op een idee in de geest dat volmaakt is. Eén. Zoals God. Of de prenatale toestand in de baarmoeder. Voordat het viel en slecht werd. Zij verlangen ernaar om wéér één te worden. Maar in deze wereld van tweeheid en een veelheid aan tegenstellingen is dit een illusie, complete schijn, om te verzinnen dat zoiets haalbaar zou zijn of überhaupt bestaat. En dit denken heeft de ergste heilige oorlogen veroorzaakt in de geschiedenis van de planeet en de mensheid. Slavernij en onderwerping zijn allebei ontstaan vanuit deze gedachte van ‘opper’ en ‘onder’.


Dit monocratische verschijnsel is goed te terug te zien aan hoe álle organisaties en instituties concreet werken. De enige manier is om álles te laten beginnen met het soevereine bestuur (vaak eenhoofdig) die een executive is, zoals een CEO. Wat betekent executive eigenlijk? Dit komt van de pauselijke decreten: exequatur. Want als de paus de vertegenwoordiger van God op aarde is, dan zijn de decreten ook absoluut en dwingend. Zo’n exequatur is vervolgens executoriaal en kan ten uitvoer worden gelegd, zoals dit gebeurt bij executoriale titel door een rechtbank, die op hun beurt weer zijn aangesteld door vorsten om recht te mogen spreken.

Wat hiermee gebeurt, is dat alle besluiten aan de top beginnen. Zo is ons volledige systeem, de monocratische Orde, met opzet opgezet. Alleen op deze manier kan namelijk een piramidestructuur en piramidespel worden gestart en gehandhaafd. Het maakt dit systeem echter ook enorm log en fragiel. Want alles en iedereen is in basis afhankelijk van die hoogste macht om wat dan ook te doen. Het logische gevolg is niet complexiteit, maar enorme ingewikkeldheid, wat een vrij logisch gevolg van overorganisatie: de afnemende meeropbrengst van elke extra bestuurslaag. Want met elke extra laag zijn exponentieel meer (menselijke) hulpbronnen nodig om de structuur te stutten en steunen.

Het slokt alles op om die ene persoon in de top tot besluiten en executie te laten komen. En de rest ‘daaronder’ wordt verondersteld slechts passief te wachten op de orders van de hogere legerleiding. Het vraagt om een immense administratie om deze delegatie (komt van ‘legaat’, afvaardiging, waar ‘legaal’ ook vandaan komt) mogelijk te maken en in stand te houden. Vandaar ook alle MBA’s (Masters of Business Administration) en het feit dat de regering in het Engels ‘administration’ heet met ‘ministers’.


Complexiteit tussen mensen in relaties is juist iets moois en zouden we moeten koesteren. Cocratie is zoals mensen zich van nature zouden organiseren, indien zij niet iets anders aangeleerd zou zijn. Wij, in onze verwoede pogingen om aan die natuurtoestand te ontsnappen, hebben allerlei kunstgrepen bedacht om de ‘wilde, vrije mensen’ te beheersen, bedwingen en beschaven in de zucht naar eenheid. Daarmee worden allerlei begrenzingen en beperkingen van buitenaf opgelegd, maar deze begrenzen en beperken de mensen ook in hun totale potentieel. We houden onszelf ermee klein.

Het is wel belangrijk om erbij te vertellen dat monocratie geen traditionele vijand is waar men zich tegen moet verzetten of deze moet bestrijden. Nee, het is meer een tegenstander, waarmee je enerzijds kunt bepalen wat niet het juiste is om te doen en denken. Het geeft anderzijds een anker om te bepalen wat wél het juiste is om te doen en denken. Of beter gezegd: wat het dichtst bij onze natuur en intuïtie ligt. En meestal komt het er op neer dat dit ook het juiste is.

Cocratie gaat daarom niet uit van een eenheid van onderdelen door inperking (reductie), maar van een geheel van delen en daarmee van veelheid door toevoeging (additie). En deze veelheid vormt een complex geheel. En in plaats van dit complexe geheel te reduceren totdat het weer één is, laten we alle verschillende kleuren náást elkaar bestaan. Vieren we de verscheidenheid. En proberen we te leren om elkaar te verdragen, kunnen we de complexiteit leren omarmen en de creatieve spanningen die daaruit ontstaan mét elkaar productief leren maken.


Hoe monocratie ontstaat

Hoewel Cocratie meestal wordt ervaren als heel natuurlijk en logisch, kiezen we er toch vaak voor het niet op deze manier te doen. We zijn er namelijk aan gewend dat er altijd een derde partij of externe autoriteit is die ons rechten of ergens toegang toe geeft of ontzegt. Dit is in wezen heel onnatuurlijk, het is mensen niet eigen om op deze manier bestuurd te worden of macht weg te geven. Want in basis houden mensen helemaal niet van strijd en willen zij in vrede en vrijheid leven, zonder al die bemoeienis van buiten en boven.

Maar hoe ontstaat zoiets? Het volgende verhaal kan dit helpen illustreren, zoals een parabel, een vereenvoudigde vergelijking (analogie) van ons huidige systeem. Hierin worden uiteraard niet alle aspecten van het volledige systeem belicht, maar in de kern zijn de verschillen zeer beperkt.

Stap 1. Eigendom

Omdat we zijn vergeten wie we werkelijk zijn en onwetend zijn, zijn we van nature angstig voor de boze buitenwereld om ons heen, en proberen we potentiële pijn te vermijden. Bestaansangst. Deze angst is een enorm sterke drijfveer, waar ook makkelijk misbruik van kan worden gemaakt door buitenstaanders. Daarom organiseren mensen van alles en nog wat om deze bestaansangst te reduceren. Dit doen zij als eerste rond de menselijke basisbehoeften, zoals onderdak, kleding, voedsel en warmte.

Omdat we elkaar vertellen dat dit schaarse middelen zijn, gaan we proberen ‘ons land’ af te schermen van buitenstaanders en stellen we mensen aan die de schaarse middelen ‘eerlijk’ onderling gaan verdelen. We eigenen onszelf het eigendom, het exclusieve alleenrecht om daarover te beslissen en beschikken, toe op een gebied en iedereen daarbuiten is buitenstaander of vreemde en heeft geen recht op het eigendom. We zetten er een hek, of nog erger, een muur, omheen en noemen het een ‘burght‘ of polis en noemen onszelf ‘burgers‘. We verklaren dit nu ‘van ons’ en van niemand anders.

Stap 2. Uitsluiting

Er ontstaat in zo’n polis een gemeenschap, een collectief, binnen deze muren. Er vormt zich een Wij-identiteit, en dus ook wij-zij denken, want de boze buitenwereld is vreemd (xenofobie) en dus ook snel vijand. De individuele mensen leveren een deel van zichzelf en hun eigen identiteit in om onderdeel te worden van het collectief, daar zij bepaalde rechten (privileges) krijgen te bezitten als onderdeel van het collectief, waar buitenstaanders geen toegang toe hebben. Deze vreemden worden hiervan uitgesloten. Exclusie.

Sommige burgers van de polis nemen het voortouw in besluitvorming, de politici, en voor hun verdiensten krijgen zij voorrechten (privileges). Om deze voorrechten, die dus vóór die van anderen komen, te beschermen, gaan zij drempels opwerpen en ‘gewone burgers’ hiertoe, net als de buitenstaanders, de toegang ontzeggen. Een vaste, verticale scheiding van machten in hoger en lager is het gevolg. Er ontstaat een exclusieve klasse, een elite van priesters, vorsten en koopmannen die zichzelf vrijstellen van arbeid en anderen vóór zich laten werken.

Stap 3. Spelregels

De volgende stap in de eenwording van de Monocratie is dat de heersende klasse deze voorrechten en uitsluiting (exclusiviteit) van anderen gaat vastleggen in wetten en regels. Zij stellen uit hun midden politici aan die de baas worden over de polis en bepalen in kleine kring de (grond)wetten en algemene regels die het publieke belang (de res publica of republiek) dienen en verdedigen. Bij wet wordt de overerving van privileges veiliggesteld, want de zonen en dochters van deze aristocratie hebben hetzelfde bloed en zijn dus óók geboren om te heersen.

De registratie van de burgers en hun klassen is essentieel om de voorrechten te beschermen. Er wordt een heuse administratie opgezet en bijgehouden met (ad)ministers die verantwoordelijk worden gehouden voor de deugdelijkheid ervan. Zo is ook bepaald dat het centrale bureau gemakshalve ook officieel de administratie wordt genoemd (de regering in het Engels heet Administration).

Dat moet ook wel, want de polis heeft inmiddels ook aardig wat schulden uitstaan bij andere mogendheden, omdat ze dachten die ‘oorlogjes’ wel te winnen. En die mogendheden vragen de staat regelmatig om een staatje van inkomsten, zodat ze vrij eenvoudig hun aandeel kunnen innen. De machthebbers produceren echter zelf steeds minder en hebben zelf weinig te geven, dus gaat de staat nu toch maar belastingen heffen, het is niet anders.

Stap 4. Agenten

Om de wetten en regels, en daarnaast uiteraard hun eigen eigendom en privileges, te beschermen, stelt de heersende macht allerlei agenten (denk aan priesters, politie, politici, partijen, rechters, notarissen, makelaars, journalisten en wetenschappers) aan die het eigendom van de bevoorrechte klasse gaan beschermen tegen de gewone burgers én de buitenstaanders of daar direct van afhankelijk zijn, met het zwaard óf met de pen.

Om de ‘veiligheid van iedereen’ te waarborgen zorgen zij daarom dat burgers en buitenstaanders niet langer in staat zijn zelf recht te spreken of zichzelf te verdedigen en stellen een krijgsmacht en politiemacht in met een geweldsmonopolie. Buiten deze machten mag niemand nog geweld gebruiken, waarmee zij zeggen de polis te beschermen tegen externe vijanden, maar stiekem ook zichzelf voor interne vijanden die een complot zouden kunnen vormen.

Alleen via bepaalde autoriteiten kan iemand nog bij de hogere machten komen, die het dagelijks bestuur steeds verder naar zich toe hebben getrokken, daar zij toch al de financiën en de wetten regelen en dit niet aan de gewone burgers kunnen overlaten. Dit is in lijn met de officiële staatsreligie, want daarin is bepaald dat burgers alleen nog via de officieel aangestelde priesters bij de goden kunnen komen. Via licenties, patenten, diploma’s, boekhouding, registraties en (geheime) genootschappen wordt bepaald wie door tol te betalen via deze poortwachters wel of geen rechten of toegang krijgt en worden gevestigde belangen beschermd tegen kritische, polariserende stemmen.

Burgers heten in het vervolg officieelpersonen’ en staan netjes in de registers. Gilden en bedrijven heten rechtspersonen, die steeds vaker worden aangestuurd door een beroepsleider in plaats van een meewerkend voorman. Daardoor groeien die bedrijven trouwens hard, want ze hebben veel baat bij hun goede juridische verstandhouding met de staat. Van de externe geldschieters hebben de politici gehoord dat deze personen en rechtspersonen door de centrale bank handig gebruikt kunnen worden als onderpand (krediet) om meer geld bij te kunnen drukken en de schulden af te lossen. Dan hoeven de belastingen voorlopig niet wéér verhoogd te worden. De productiviteit moet overigens wel hoger, want anders wordt er niet voldoende gegroeid om de rente voor de geldschieters op te hoesten.

Stap 5. Verdeel en heers

De machthebbers hebben ondertussen gezorgd dat de politici volledig vrijgesteld zijn van enige vorm van werk om al hun tijd te kunnen spenderen aan het leiden en besturen van de polis. Dat is ook niet gek, want het is ook een steeds meer tijdrovende klus geworden, daar steeds meer mensen van hen afhankelijk zijn geworden om over de kleinste dingen een besluit te kunnen nemen en de politici zich steeds meer bezig houden met zaken buiten de polis, zoals oorlogen voeren met hun krijgsmacht of plannen maken met hún gelijken, politici van andere staten.

Het systeem bestaat uit steeds meer bestuurslagen en de bevoorrechte politici hebben het contact met de bevolking volledig verloren, zij zijn vervreemd geraakt. Daarom wordt besloten dat vanaf nu de burgers van de polis zélf hun politici mogen verkiezen uit een select aantal dat van tevoren naar voren is geschoven. Dit noemen zij verkiezing en er ontstaat een heel circus omheen met campagnes en verschillende partijen die van links tot rechts debatteren over voors en tegens. Hoewel het geen echte ‘volksvertegenwoordigers’ zijn, maar parlementariërs, doen we net alsof we dit met hun stemmen kunnen aannemen dat dit toch zo is en dat deze partijvertegenwoordigers mandaat hebben.

Het is een hopeloze opgave om het volk goed te informeren over alles wat er gaande is in de burght of polis, want het is inmiddels zó ingewikkeld geworden! De pers wordt steeds meer gebruikt om de politieke boodschappen over te brengen en deze media worden óók voorrechten beloofd als zij winnen. Hetzelfde gebeurt met andere invloedrijke burgers en beroepen, want ook zij kunnen dichterbij de zittende macht en de centrale geldruif komen door zich achter hun agenda’s te scharen.

De machthebbers vinden hun bestaan in toenemde mate eentonig en saai en zoeken afleiding. Kunsten en vermaak zijn leuk, maar ze vinden meer voldoening in uitbreiding van hun territorium. Dit is ook goed, want die heersers in de volgende polis kunnen wel hun deskundige leiding gebruiken. Bovendien hebben ze daar allerlei luxe goederen en technologie. En de schulden van de vorige oorlog met de andere polis zijn ook nog niet afbetaald, dus de externe geldschieters hebben inmiddels wat plekken aan de grote tafel opgeëist om hun eigen belangen veilig te stellen. De inlichtingendienst had laten weten dat de geldschieters in die andere polis precies hetzelfde hadden gedaan. Even de pers inlichten dat het verstandig is dat niet naar buiten komt.

Ondertussen is het volk het beu om als kanonnenvoer naar het front te worden gestuurd en zich als burgerslaven uit de naad te werken voor andermans belangen. Ze komen in opstand en werpen de zittende macht van hun pluche zetels. De voorhoede (avant garde) van de revolutie neemt zitting op dezelfde zetels om te zorgen dat het allemaal anders wordt. De bevolking juicht “We zijn vrij!” Maar niet voor lang, want ook dit ‘nieuwe leiderschap’ raakt gehecht aan hun zetels en posities en herhaalt precies dezelfde fouten. Hoe kan dat nu? Wat ook niet helpt is het feit dat ze afspraken hebben gemaakt met de externe geldschieters dat zij alleen ‘onafhankelijk’ mogen zijn zolang de staatsschulden maar afbetaald worden. Daar waren zij vrij vasthoudend in.

Maar ja, zo werkt het toch? Er moet er toch één de baas zijn? Er is toch geen alternatief? Want het is tenslotte onmogelijk om allen mee te laten praten over alles. Toch? Dat alternatief bestaat wel degelijk en heeft altijd al bestaan. Dit heet cocratie.