De ‘overgang naar’ cocratie


De term ‘overgang’ is eigenlijk niet helemaal de juiste term. Want cocratie vraagt niet zozeer om een ‘transitie’ van de ene situatie naar de andere, maar is veel meer iets wat zich continu ontwikkelt. We kunnen klein beginnen en dan volgt na de eerste stap gewoon de tweede. En zo komen we verder, zonder dat er een groots masterplan van een mastermind achter hoeft te zitten. Sterker nog, dat is precies wat dit zo mooi maakt, want gaandeweg gaan we potentieel ontdekken wat we niet voor mogelijk konden houden.

1. Het individu als basiseenheid

Voordat cocratie concreet kan worden, is het van belang om te begrijpen ‘waartegen’ het een ‘medicijn’ is. Deze termen zijn expres tussen aanhalingstekens gezet, want het is niet zozeer een tegenstander die verslagen moet worden, maar iets wat bij onszelf en bij elkaar overwonnen zal worden.

De barre werkelijkheid is dat burgers als natuurlijke personen niet soeverein zijn, maar een ondergeschikte en onderworpen onderdaan (subject). Aan de staat, die als soeverein (superieur) optreedt. Elke burger is namelijk nog altijd officieel (de jure) een onderdaan. Hoewel we al veel vooruitgang hebben geboekt, is het fundament van de gevestigde rechtsorde al eeuwenlang ongewijzigd en dit werkt al lange tijd meer in ons nadeel dan in ons voordeel. We blijven steken en lopen in cirkels.

De nieuwe gedachtegang is dat het mandaat om te besturen niet zozeer start vanuit de soeverein, het ‘universele individu’ ‘bovenin’, wat nog altijd een restant is uit het kerkelijke verleden (de staat als ‘zwaard van God’), maar vanuit de mensen zelf. De soeverein wordt namelijk nog altijd gezien als ‘ondeelbaar’ en dus als ‘individu’ met eigen ‘persoonlijkheid’, ook juridisch (als rechtspersoon, wat juridische fictie is). We leven daarom ook niet in een ‘democratie’ (volksheerschappij), maar in een ‘democratische rechtsorde’, die als soeverein regeert: rule by law and order. Dit betekent concreet dat het volk zélf niet regeert, maar zij haar meesters mag verkiezen.

Deze ‘soeverein’ blijkt echter helemaal geen ‘eenheid’ te zijn, maar uitstekend opnieuw te verdelen tot de afzonderlijke mensen. Het enige ‘deeltje’ wat ondeelbaar blijkt is het ‘individu’ (de naam zegt ‘t al) zélf, want dat houdt letterlijk op te bestaan als je dat probeert. Het individu is daarom de basis van elke gemeenschap én van de mensheid als geheel. En de erkenning daarvan is een enorm belangrijke eerste stap van monocratie naar cocratie.


Om verder te komen is het van belang dat mensen weer daadwerkelijk onafhankelijk worden. Want zij zijn nu, als burgers, volledig afhankelijk, zoals kinderen van hun ouders. Een burger kan niet onafhankelijk zijn van de staat, maar is hier altijd onderdeel van (inclusie). Hetzelfde geldt voor alle mensen die in dienst zijn van de staat om te besturen, dit geldt voor ministers, ambtenaren en alle mensen die daar dagelijks mee bezig zijn. Ook zij zijn afhankelijk voor hun broodwinning en beperkt in hun aansprakelijkheid en functionaliteit.

De huidige beweging van mensen die zichzelf soeverein en autonoom verklaren laat zien dat dit een brede ontwikkeling is en dat zij belangrijk pionierswerk verrichten, zoals ooit de eerste mensen de kerk vaarwel zegden. Ook toen kon niemand zich voorstellen dat je niet bij een kerk aangesloten was, maar een periode later kunnen we ons door de ontkerkelijking (secularisatie) eigenlijk niet meer voorstellen dat dit ooit de norm was.

Zo zal het ook met de staat gaan. De staat volgt hetzelfde patroon en zal steeds meer overbodig worden gemaakt. En zoals de taken van de kerk werden overgenomen door de staat, zullen nu de gemeenschappen zelf deze taken op zich nemen. In krimpregio’s is dit al aan de orde. En dat is allemaal niet erg, zolang we proberen het niet te doen om te vernietigen, maar om iets nieuws op te bouwen. En dat start bij individuen die zich verantwoordelijk voelen voor zichzelf en hun medemensen en ter verantwoording kunnen worden geroepen.

De individuele verklaring van onafhankelijkheid (zie whitepaper) is daarom geen anti-stem, maar een broodnodige stap in de volwassenwording van de burger tot volwaardig mens. Het is als de puber die uit huis gaat, op eigen benen gaat staan en eigen standing (zelfstandigheid) ontwikkelt. En het is aan de overheid om zoiets ook mogelijk te maken, om onderscheid te maken tussen burgers, zoals het dat ook al doet op leeftijd (jongeren mogen bijvoorbeeld niet stemmen of alcohol drinken). Zo kan de overheid mensen die dat wensen meer vrijheid bieden. En anderen die daar nog niet klaar voor zijn minder. Differentiatie zonder discriminatie.

De verschillen

2. De buurt als basis

Om verder te kunnen is stap 1 overigens niet noodzakelijk, maar zal het wel enorm helpen versnellen. Mensen (‘buren’) kunnen namelijk nú al zélf in hún buurt een eigen gemeenschap oprichten rondom dat wat zij met elkaar gemeen hebben. En dat is uiteraard: hún buurt. Ontzettend logisch.

Maar het gekke is: dit bestáát nog nergens. Er is geen infrastructuur voor bewoners en buren om zichzelf te organiseren. De gemeente is de laagste bestuurlijke eenheid in Nederland, gedelegeerd vanuit de EU naar de natiestaat Nederland, naar de provincies en dan de gemeenten. Bovendien zijn er geen lijntjes terug naar ‘boven’, behalve via verkiezingen. Onder de gemeente bestaat geen enkele ‘autoriteit’. Veel gemeenten zitten dan ook met hun handen in het haar over participatie en specifieke geldsteun aan buurten en wijken, omdat er simpelweg geen bankrekening is om het geld naar over te maken en geen menskracht om deze zaken en taken op te pakken.

Het is voor gemeenten als schieten met hagel. Er is geen horizontaal vertrouwen tússen de mensen in gemeenschappen, maar enkel verticaal vertrouwen tussen instellingen in genootschappen. Waarbij de lagere instellingen worden aangestuurd en gecontroleerd door de hogere instellingen. En hoe hoger we deze piramidestructuur bouwen, hoe lager het horizontale vertrouwen tussen de mensen zal zijn. We moeten ons hoe langer hoe meer verlaten op de hogere machten om nog iets gedaan te krijgen. De regeldruk van de centraliserende rule-based order neemt dan ook al heel lang toe.


Zo’n buurtgemeenschap of ‘meent’ (Engels: Commons) kan op verschillende manieren eenvoudig juridisch worden opgezet, net zoals er overal door Nederland broodfondsen zijn opgericht door zelfstandige ondernemers, zonder centrale organisatie die daar de ‘baas’ over is. De gemeente heeft dan in elke wijk of buurt een direct ‘aanspreekpunt’, waarmee zij zaken kunnen bespreken die spelen. Dit is op dit moment zeer willekeurig geregeld met allerlei bewonersverenigingen die los-vast zijn georganiseerd.

Zo’n infrastructuur van ‘buurtbesturen‘ (Werktitel: Buurt & Co) bestaat in basis uit drie delen die in volgorde met elkaar samenhangen:

@Buurtgemeenschap

Buren richten met elkaar een buurtgemeenschap op. De meest geschikte juridische vorm is dan waarschijnlijk een ‘informele vereniging’, maar zou ook een ‘vennootschap onder firma’ of zelfs een ‘kerkgemeenschap’ (zie ook: Ekklesia) kunnen zijn, waarbij in al deze gevallen geen notaris nodig is om het op te richten, maar de mensen mét elkaar zelf de statuten kunnen schrijven. Een coöperatie of stichting is in die zin minder geschikt, omdat dit via een notaris moet en daarmee de autonomie van de gemeenschap in het geding kan komen.

#Buurtdingen

De vereniging zet een vergaderstructuur op van #Dingen (volksvergaderingen), minimaal één keer per jaar, liefst eens per kwartaal of maand. De buren bepalen mét elkaar hoe zij dit doen en hun geld netjes verdelen met een eigen volksvergadering (#Ding) voor elke buurt. Zo kan de buurt over hun eigen #Dingen beslissen en kan de last bij de ‘hogere’ besturen (zoals gemeente, provincie, natie, enz) worden ontlast en ontstaat er een ware participatiesamenleving. En als er zaken zijn die over meerdere buurten gaan, kunnen zij zelf of met behulp van de gemeente bij elkaar worden gebracht in een groter #Ding.

!Buurtfonds

Eén van de grootste belemmeringen voor zelforganisatie is het totale gebrek aan eigen middelen en autonomie om hierover te mogen beslissen, dit ligt volledig bij hogere machten, zoals de gemeente (die het grootste deel weer van het Rijk krijgen). Buren en/of gemeente storten een bedrag in de gezamenlijke pot die zij mét elkaar beheren en zelf de vruchten van plukken. De gemeente kan hier direct geld op storten om de eigen buurt te verbeteren, wat kan variëren van een buurtspeeltuintje, renovatie, verduurzaming tot een jaarlijks buurtfeest. Het kan handig zijn een inschrijving bij de Kamer van Hoophandel te regelen zodat elke buurt een eigen bankrekening kan aanvragen.


Een aantal belangrijke vuistregels voor een succesvolle buurtgemeenschap:

  • De buurt is autonoom: het is géén rechtspersoon, géén instituut en géén ‘onderdeel’ van het staatslichaam of rechtsorde. Anders wordt het weer ingelijfd als ‘onderdaan’ of wordt het overgenomen door anderen om op afstand bestuurd te worden.
  • Geen vaste afgrenzing: mensen bepalen zelf bij welke verenigingen zij aansluiten, de vereniging laat in beginsel iedereen toe (non-exclusief). Er hoeven dus geen disputen te ontstaan over waar de grenzen precies beginnen of eindigen.
  • Plichten noch rechten: geen buur kan een ander ergens toe dwingen, er is geen deelnameplicht (non-inclusief), de gemeente kan hierbij faciliteren. Er zijn dus ook geen dwingende wetten, alles gebeurt op basis van vrijwilligheid.
  • Ieder op z’n eigen tempo: Geen enkele buurt is hetzelfde en dat moeten we ook niet willen gelijktrekken. Laten we de diversiteit vieren en zien hoever elke buurt kan en wil komen. Het kan dan ook heel klein beginnen, bijvoorbeeld vanuit bestaande buurtpreventie of een energiecoöperatie. Het meeste kan ook gebeuren met gesloten beurzen. En van daaruit kan langzaam worden opgeschaald en kan de complexiteit toenemen, zonder dat deze hoeft te worden gereduceerd.

3. Met elkáár de vruchten plukken

De buurt kan vervolgens (met de gemeente) op basis van deze infrastructuur allerlei zaken en taken met elkaar organiseren. Denk daarbij aan allerlei faciliteiten, zoals:

  • zorg (denk aan het bestaande Buurtzorg)
  • onderwijs (buurtschool)
  • kinderopvang (buurtopvang)
  • geld en financiën (een buurtfonds of buurtbank)
  • sociale zekerheid (bijv. arbeidsongeschiktheid, werk)
  • veiligheid (buurtpreventie gebeurt nu al veel, bijvoorbeeld via Whatsapp)
  • conflictbemiddeling (en op den duur zelfs rechtspraak)
  • ruimtelijke ontwikkeling (bestemmingsplan)
  • energie (denk aan alle energiecoöperaties)
  • ontmoetingen (in een buurtcentrum)

Daarnaast levert het ook indirect een aantal extra vruchten op:

  • Lerend vermogen wordt gestimuleerd, door buurten met elkaar in contact te brengen en hen van elkaar te laten leren en weer eigen autonomie te laten ontwikkelen rondom het nemen van eigen besluiten. Op deze manier ontstaat zelfs een platform om burenruzies en conflicten onderling snel en daadkrachtig op te kunnen lossen, zonder tussenkomst van rechters of dure advocaten en mediators. De mensen zelf worden op deze manier bekwaam in het aankaarten en oplossen van hun eigen problemen en hoeven steeds minder terug te vallen op hogere machten om dit vóór hen op te lossen.
  • Zo ontstaat sociale samenhang (social fabric), leren mensen en buren elkaar beter kennen en kunnen zij zich op elkaar verlaten, wat de basis is voor horizontaal vertrouwen. De initiële voordelen die het oplevert zijn echter nog maar het begin. Het is onvoorstelbaar wat al deze nieuwe relaties kunnen opleveren, zowel direct als indirect. Denk bijvoorbeeld aan de vereenzaming die zal verminderen, maar ook aan nieuwe initiatieven die zullen worden ontplooid waar nu geen platform voor bestaat of waarvoor de drempels veel te hoog zijn.
  • Dit zal ook effect sorteren buiten de leefgebieden, het kan op allerlei gebieden: dus in leefgebieden, maar ook werkgebieden (ondernemingen kunnen zich ook zo organiseren) of kennisgebieden (communities of practice). De ervaring die mensen opdoen in buurt zal zich dubbel en dwars terugbetalen op andere terreinen. Stel je voor dat kinderen al van jongs af aan meedoen in de democratie en zichzelf leren besturen in plaats van zich te hoeven verlaten op ‘hogeren’? Mensen leren op eigen benen te staan en de eigen boontjes te doppen.
  • De democratie komt eindelijk tot leven en wordt een levendig geheel, een écht feest van de democratie. De bevolking kan op deze manier daadwerkelijk zelf aan de macht komen, zoals het hoort. En niet eens in de vier jaar, door een vakje rood te kleuren, maar in basis op elk moment, wanneer zich een #Ding voordoet. Zij hoeven op niemand te wachten voor toestemming en kunnen zelf enorm veel in gang zetten. En ze kunnen zelf de samenwerking opzoeken met andere buurten.

4. Het #Ding bestuurt zichzélf

De belangrijkste sleutel is om de volksvergadering in ere te herstellen, het #Ding. Eerst in de buurten. En van daaruit kan worden opgeschaald naar grotere #Dingen. Het #Ding is de oorsprong van alle mandaat van de individuen voor hun gemeenschap. Zij zijn dáár mét elkaar aanwezig in algemene vergadering. Dáár nemen zij de besluiten zonder dat er aanames hoeven te worden gedaan namens anderen. In geen enkel overlegorgaan is dit zo direct als tijdens de volksvergadering. Deze heeft verder geen vaste structuur of vorm en het is aan elke gemeenschap om hier iets op te vinden wat bij hén past.

Het is wel belangrijk om met elkaar een aantal zaken goed te regelen om dit tot een duurzaam succes te maken en het niet te laten bij een tijdelijke opleving of het een instrument van de macht te laten worden:

  • De basis is een vergaderstructuur van regelmatig terugkerende volksvergaderingen, bijvoorbeeld eens per week, per maand, per kwartaal en eventueel jaarlijks. Dit mag nooit of te nimmer worden verboden of ontbonden van hogerhand of van binnenuit. Ook uitstel betekent vaak afstel. Al komt er bijna niemand en is er geen ding te bespreken, laat het toch altijd doorgaan. Alleen door een terugkerende volksvergadering kan worden gegarandeerd dat het volk zelf bestuurt en niemand de macht kan grijpen.
  • Deze vergaderingen worden verkondigd via de eigen opgezette en liefst ook de gemeentelijke kanalen en zijn open voor iedereen die wil deelnemen (non-exclusief), maar nooit verplicht (non-inclusief). Iedereen die dat wenst kan het woord nemen of een onderwerp inbrengen. Het kan wel handig zijn om wat basisafspraken met elkaar te maken, waarvoor eveneens een #Ding kan worden georganiseerd.
  • Het is aan te bevelen een eenvoudig overzicht bij te houden van de besproken #dingen en de genomen besluiten. Dit gebeurde voorheen in dingboeken. Eventueel kunnen ook de aanwezigen worden bijgehouden, maar alleen als mensen dit zelf prettig vinden. Dit helpt om te leren van voorgaande besluiten, maar ook om terug te zoeken wat ook alweer was besloten. Hieruit kan lering worden getrokken, zoals voorheen ook gebeurde met gewoonterecht (dat wat eerder is besloten vormt een patroon dat opnieuw kan worden gebruikt). Het wiel hoeft niet steeds opnieuw te worden uitgevonden.
  • Deze #Dingen zouden het beste en makkelijkste kunnen worden georganiseerd in een buurtgebouw, zoals een wijkcentrum of een leegstaande kerk. De kerk heeft bovendien een historische verbintenis met de volksvergadering, omdat de Atheense Ekklesia en Parochie de inspiratie waren voor de latere volksvergadering en woongemeenschap (dat is wat deze oud-Griekse woorden letterlijk betekenen). Het zou prachtig zijn om deze historische gebouwen een nieuwe bestemming te geven, door deze aan de gemeenschap zelf ter beschikking te stellen.
  • Zorg dat het een bijeenkomst wordt waar mensen graag naartoe komen, omdat ze daar hun buren en medemensen kunnen ontmoeten. Het moet vooral ook gezellig, uitnodigend en laagdrempelig zijn. Niet iedereen hoeft actief mee te doen en niet iedereen hoeft te kunnen spreken. Sommige mensen hebben echter wel zinnige dingen te zeggen, maar durven dit niet zo goed. Daarom is het goed om mensen te hebben die worden vertrouwd om namens anderen te spreken (zoals advocaten ooit bedoeld waren), maar dit niet zullen uitbuiten om macht te verwerven.
  • Eventueel kan de volksvergadering besluiten om bepaalde raden of commissies met een meer vaste vorm aan te stellen, zoals een wijkraad, maar dit kan enkel en alleen door de volksvergadering zélf worden besloten. De macht van deze raden moet vooraf worden beperkt en probeer te voorkomen dat zaken worden vastgezet in de vorm van vaste (aantallen) zetels bedongen of vaste bestuursposities (zoals voorzitter of penningmeester). Bovendien kan de volksvergadering op elk moment besluiten deze weer te ontbinden. Geen enkel gremium kan daarom macht uitoefenen over de volksvergadering, die immer het eerste én laatste woord heeft.
  • Er hoeft niet besloten te worden met de stem van de meerderheid. Dit is een vreemd en arbitrair verschijnsel dat weinig van doen heeft met ‘goede besluiten’, maar vooral een middel is om stemmen te verzamelen en een besluit door te kunnen drukken. Dat de meerderheid het ergens over eens is, zegt in basis niets over de rechtvaardigheid van dat besluit. Probeer per ding, per onderwerp, te bepalen wat de beste manier is, want er zijn enorm veel technieken en methodes, denk aan holacracy, sociocratie (consent-methode) of deep democracy (stem van de minderheid), maar het kan ook helemaal open. Als een grote groep het ergens over eens is, zal iedereen dit als vanzelf voelen. En weet dat dit één van de meest belonende ervaringen in een mensenleven is: om overeenstemming te vinden met gelijkgestemden.

5. Van rangorde naar volgorde

Wat vervolgens van belang is, is dat de gevestigde orde verandert van een rangorde naar een volgorde. De bestaande rangorde is verticaal van aard, waarbij sommigen macht hebben over anderen. Het werkt top-down, van continentaal naar nationaal, naar provinciaal, naar lokaal. Dat wij deze mensen mogen verkiezen maakt het hooguit minder tiranniek, maar het is nog altijd een vorm van (meestal gelukkig beperkte) dwang en geweld. Hoe je het ook wendt of keert.

Dit betekent concreet dat op dit moment de zeggenschap van boven komt en daaronder enkel sprake is van medezeggenschap. Dit kan worden omgekeerd. De zeggenschap ligt dan bij de individuele mensen en hun gemeenschappen en de instituties ‘daarboven’ komen steeds meer in de stand van medezeggenschap, waarbij zij mogen coördineren en verbinden. Zo zullen er uiteindelijk geen machten meer hoeven te bestaan die macht kunnen uitoefenen over anderen, maar dit onderling helpen oplossen, door ook op andere manieren recht te spreken, waarbij conflictoplossing veel meer centraal zal staan en dit kan worden opgeschaald naar grotere #dingen.

Concreet betekent dit bijvoorbeeld voor een gemeente dat zij minder regie gaan voeren en meer gaan faciliteren. Dit is uiteraard een grote sprong ten opzichte van nu en dit vraagt om mensen die verantwoordelijkheid kunnen dragen voor zichzelf en elkaar, die voorbij hun eigen korte termijn belang kunnen denken. En zo’n basishouding ontstaat enkel door die verantwoordelijkheid aan te gaan en te dragen. Door er ervaring mee op te doen. Bijvoorbeeld tijdens volksvergaderingen, waar de drempel om mee te doen in het zelfbestuur enorm wordt verlaagd.

De orde kantelt op deze manier van verticaal naar horizontaal. In de praktijk zal het daarom beginnen bij de lokale gemeenschappen en buurten, bijvoorbeeld in het dorp of de wijk. En die zullen weer grotere #dingen gaan beleggen, bijvoorbeeld in de gemeente. Daarna in de regio, de provincie, het land, in Europa en op wereldniveau. Zo was ook ooit de opzet met de Staten-Generaal bedacht, totdat we een ruime eeuw geleden dit allemaal hebben gecentraliseerd. En we weten inmiddels allemaal waar al die centralisatie in die tijd toe heeft geleid.

Daartoe kunnen we overigens de bestaande instituties nog prima blijven benutten. De overgang kan daarmee heel soepel verlopen. Zo kan bijvoorbeeld beetje bij beetje de autonomie terug worden gegeven aan de gemeenten, om over allerlei zaken weer zelf te mogen beslissen, waarbij zij uiteraard onderling gaan afstemmen hoe dit het beste kan worden gedaan. Vervolgens kunnen directe vertegenwoordigers uit de gemeenteraden worden geselecteerd om te overleggen op provinciaal niveau, op nationaal niveau, enzovoort. Veel gemeenteraadsleden doen dit overigens al.

Co opschalen = Mono afschalen

Zo zal de overgang van monocratie naar cocratie mogelijk in deze drie fases gaan verlopen

  • Fase 1: Omkeren van top-down naar bottom-up
  • Fase 2: Horizontaal organiseren van klein tot groot
  • Fase 3: ‘Top’ gecontroleerd zichzelf laten ontmantelen

6. Politieke partijen worden overbodig

Om deze drie fases te helpen versnellen zijn politieke partijen en politici zowel probleem als oplossing. Afhankelijk van hoe zij hier zelf mee om wensen te gaan en vast blijven houden aan hun gevestigde orde en macht. Want het is begrijpelijk dat dit lastig los te laten is om ruimte te geven aan mensen zelf. Zoals ouders op een gegeven moment hun kinderen de ruimte moeten geven om op eigen benen te staan.

Politieke partijen zijn recente, moderne verschijnselen. Van oudsher namen parlementsleden zitting op persoonlijke titel. Dit doen zij overigens nog altijd, maar de politieke partij is ‘ertussen’ gaan zitten en een kracht van jewelste geworden, waarbij de partijdiscipline heerst boven de mensen die de partij ‘belichamen’. En de nationale (of continentale) partijen bepalen voor een groot deel, direct of indirect, wat lokaal gebeurt. Top-down.

Als met directe vertegenwoordiging van ‘onderaf’ wordt gewerkt worden politieke partijen in basis overbodig. Maar zover zijn we nog niet en dat ontstaat vanzelf. Tot die tijd kunnen we politieke partijen omvormen. Waarbij de nadruk niet meer ligt op het feit dat zij bepaalde besluiten moeten nemen of wetten moeten maken námens het volk dat zij zogenaamd vertegenwoordigen (wat enkel indirect is via de partij), maar op hun (nog indirect) vertegenwoordigende functie zelf.

Politieke partijen hebben dan geen partijprogramma meer nodig, zoals de norm is, maar een procesprogramma: zonder ideologie of standpunten rondom inhoudelijke kwesties in de samenleving. De enige taak en roeping is dan om dienstbaar de stem (of stemmen) van het volk te vertolken en het mogelijk te maken dat deze nog directer gehoord kan worden. Daarom is ook niet vooraf bekend wat de uitkomsten zullen zijn op inhoudelijke kwesties. ‘De partij’ heeft in basis dus geen eigen standpunt, maar gaat gaandeweg ontdekken welke stemmen en geluiden spreken in de maatschappij en bij hun stemmers, die zij zo zuiver mogelijk gaan vertolken.

Als mensen dan gaan stemmen, geven zij hun stem niet langer weg, maar krijgen zij deze stem in wezen weer terug, omdat zij op alle mogelijke manieren in staat worden gesteld om mee te praten en zo direct mogelijk mee te beslissen. De mensen die worden gekozen, of dit nu in een gemeenteraad is of in de vergadering van de Verenigde Naties, kunnen zich direct na hun verkiezing afsplitsen van ‘de partij’ en als mens een eigen fractie opzetten, waarmee zij als ware, onafhankelijke volksvertegenwoordiger kunnen spreken, zonder verantwoording schuldig te zijn aan ‘de partij’ of zich hoeven te schikken naar een partijdiscipline.

Vervolgens kan een parlement zichzelf steeds meer ‘openen’ tot een platform voor het #Alding, het #Ding voor allen, zoals het parlement in IJsland nog altijd heet, vernoemd naar het jaarlijkse festival in de Dingvellir waar een week lang het volk samenkwam om besluiten te nemen, huwelijken te sluiten, conflicten te beslechten en recht te spreken. Dit begint met het vaste aantal zetels op te heffen en te gaan werken met directe vertegenwoordiging van ‘onderaf’, door vertegenwoordigers van buurten op gemeentelijk niveau te laten vergaderen, vervolgens op provinciaal niveau en dan nog op nationaal niveau. Zoals de Staten-Generaal ooit waren opgezet.

Een politieke partij wordt op deze manier een middel om tijdens de overgang de stem van het volk te vertolken en deze terug te kunnen geven. De partijen houden dan ook direct op te bestaan als het volk zelf bestuurt via de getrapte vertegenwoordiging en dit besluit is dan ook aan het volk zelf als de tijd daarvoor rijp is.