De stervende staat en haar oorsprong


Als we denken aan een ‘staat’, dan denken we allereerst aan een nationale overheid. Een land. Waarbij wordt gedaan alsof het een vanzelfsprekendheid is. Alsof deze er altijd is geweest en zal blijven. Maar klopt dit wel? Wat is een staat eigenlijk? En waartoe diende en dient deze precies?

De moderne natiestaat is slechts een recent verschijnsel, dat een opgeschaalde versie is van een oorspronkelijk model. En dat oorspronkelijke model is eigenlijk heel eenvoudig, maar helemaal niet zo ‘universeel’ als we elkaar wijsmaken. Het is slechts één van de mogelijke modellen.

Als je doorkrijgt hoe het is ontstaan, ga je ook zien dat het opschalen ervan heel veel moeilijkheden met zich meebrengt. Precies die moeilijkheden die je overal om je heen kan waarnemen: een paternalistische maatschappij op basis van uitsluiting, een staat die het geweldsmonopolie misbruikt en een bureaucratie die alle hulpbronnen opslokt en zichzelf uitholt.

Dat is de kern van dit artikel. De resultaten van deze zoektocht zullen je hopelijk net zo verbazen als deze mij hebben verbaasd. De conclusie: de staat is stervende. Aan het eind doe ik ook een voorstel hoe het anders is gedaan en hoe het ook nu weer anders zou kunnen.


Schaalniveau A
De Oikos of ‘Staete’

Om de oorsprong te bepalen van de staat, moeten we deze ‘afpellen’ totdat we bij de kleinst mogelijke eenheid ervan uitkomen. Want de moderne natiestaat is niet meer of minder dan een opgeschaalde versie daarvan.

Om op dat punt te komen, kunnen we teruggaan naar de oorspronkelijke betekenis van het woord ‘staat’. Qua woordbetekenis [etymologie] betekent ‘staat’ simpelweg ‘landgoed’, wat terugkomt in de volgende woorden:

  • Nederlands: ‘Staete’ of ‘State’, iets wat veel terugkomt in namen van landgoederen
  • Frans: ‘État’, wat is gebruikt in de beroemde uitspraak ‘l’état cést moi!
  • Engels: ‘Estate’, wat terugkomt in ‘the estates’, zoals de ‘Staten-Generaal’

Een ‘State’ is dus een landgoed. En daarop staat een ‘Huis’. En tezamen vormen zij het ‘Huishouden’. Met aan het ‘Hoofd’ een ‘Heer’. Dit is de basis van de oorspronkelijke (gegoede) ‘burgerij’ en landsadel. Zij zijn allemaal gekoppeld aan het land, de grond. De staten zijn van oudsher dus de grootgrondbezitters!

Hiermee ontstaat al een eerste beeld. Echter, was het niet zo dat wij in Europa veel meer in stammen leefden? Waar komt dan dit model vandaan? En wat is het eigenlijk? Daarvoor moeten we veel verder terug in de tijd, naar het oude Athene, de grote inspiratiebron van eeuwen Europese verlichting.

In het oude Athene was namelijk het Huishouden de hoeksteen van de maatschappij. Dat heette daar de Oikos, wat wij nu kennen in woorden als ‘economie’ [beheersing van het huishouden], maar ook in ‘ecologie’ of ‘ecosysteem’. Deze woorden gaan dus allemaal terug op de Atheense Oikos en tonen ons hoe dominant dit model nog altijd is.

Aan het hoofd van dat huishouden stond de Kyrios, de ‘heer des huizes’. Dit woord is láter gebruikt in de Septuagint, de Griekse vertaling van het oude testament, om de ‘Here’ mee aan te duiden! Dit is ook niet heel vreemd, want feitelijk komen alle goden voort uit de verering van voorouders. ‘De Heer’ werd dan ook vertaald in het Spaans als ‘Senor’, wat komt van ‘Senior’. In het Frans heet de Heer ‘Le Seigneur’ (‘Mijnheer’).

Tussenfase
‘Interoikos’

Deze Kyrios had absolute macht over het hele huishouden en kon beschikken over leven en dood van zijn vrouw, kinderen en slaven. Alleen de Kyrios hadden als enigen burgerrechten in het oude Athene. De vrouwen waren grotendeels aan huis gebonden en hadden nauwelijks een leven in het openbaar. Dit gebeurde niet zomaar, maar was ideologisch gedreven. Zoals de ‘grote’ Aristoteles zei in zijn Politika:

“In de eerste plaats moet er een vereniging zijn van hen die niet zonder elkaar kunnen bestaan; namelijk van man en vrouw, opdat het ras kan voortbestaan, en van natuurlijke heerser en onderdaan, opdat beide behouden blijven.

Want dat wat kan voorzien door de uitoefening van het verstand is van nature bedoeld om heer en meester te zijn, en dat wat met zijn lichaam uitvoering kan geven aan zo’n voorzienigheid is een onderdaan, en van nature een slaaf; vandaar dat meester en slaaf hetzelfde belang hebben.

Uit deze twee relaties tussen man en vrouw, meester en slaaf, ontstaat als eerste het gezin. Het gezin is de vereniging die door de natuur is opgericht om te voorzien in de dagelijkse behoeften van de Heer.

Maar als er meerdere gezinnen verenigd zijn en de vereniging zich richt op iets meer dan het voorzien in de dagelijkse behoeften, is de eerste gemeenschap die gevormd wordt het dorp. En de meest natuurlijke vorm van het dorp lijkt die van een kolonie van de familie te zijn, bestaande uit de kinderen en kleinkinderen, van wie gezegd wordt dat ze ‘met dezelfde melk gezoogd worden’. Elke familie wordt geregeerd door de oudste en daarom overheerste in de kolonies van de familie de koninklijke regeringsvorm omdat ze van hetzelfde bloed waren.

Ik vermoed dat hiermee wel een goed beeld ontstaat over ‘waar dit model vandaan komt’, zeker als je bedenkt hoe iemand als Aristoteles nog altijd op handen wordt gedragen en zijn woorden bijna als onaantastbaar worden gezien.

Of zoals Max Weber ook heeft gesteld, was de Oikos een autoritair huishouden dat enkel en alleen was gericht op de behoeftebevrediging van de Heren1. Je zou daarmee zelfs kunnen zeggen dat de Oikos in basis dus ‘persoonlijk‘ was, gekoppeld aan de ‘personen’ [van persona, wat ‘acteur’ en ‘masker’ betekent] van de ‘burgermannen’ (de Heren), die onderling (interpersoonlijk) contracten afsloten.


Schaalniveau B
De stadstaat

De Kyrioi (meervoud), de heren des huizes, waren de burgers [polîtai] van het oude Athene. Dit woord is afgeleid van pólis wat ‘stadstaat’ betekent. Alleen mannelijke, vrije Atheners die afstamden van Atheense ouders werden als burgers erkend en hadden politieke rechten, zoals stemrecht en deelname aan de volksvergadering [ekklēsía, wat later ‘kerkelijk’ is gaan betekenen].

Zij namen in Athene de besluiten voor de ‘paroikos’ [‘naast wonen’], wat ‘buur’ of ‘woongemeenschap’ betekent en later is gebruikt als kerkgemeenschap [parochie], maar ook voor het omland [pagus of heide, waar ‘pagan’ en ‘heidens’ van afstammen]. Want één ‘huis’ vormt nog geen ‘gemeenschap’. Pas als er meerdere huizen samenkomen, ontstaat iets wat daarop lijkt. Zij gaan met elkaar samenwerken en komen tot gedeelde afspraken die zij gaan vastleggen.

In Politika beschrijft Aristoteles de staat als een organische uitbreiding van het huishouden (oikos). Volgens hem begint de samenleving dus met de familie, vervolgens groeit deze uit tot dorpen, en uiteindelijk vormt zich een stadstaat (polis). Het gezag binnen de familie—waarbij de vader een heersende rol heeft—zou volgens hem vergelijkbaar zijn met het gezag binnen de staat.

De Atheense Polis of stadstaat, wat dus een verzameling ‘Oikos’ of huishoudens is, is het model geweest voor vele Europese steden. Van het woord Polis komen ook veel bekende woorden, zoals ‘politiek’ en ‘politici’, die zich dus bezighielden met het ‘huishouden’ van de stadstaat. Denk daarbij ook aan het bekende ‘huishoudboekje’ dat nog altijd als beeldspraak wordt gebruikt in de financiën van een moderne staat. Het komt ook terug in ‘politie’, wat de beschermers van de stadstaat waren.

Een stadstaat is bijna zonder uitzondering een ommuurde vestingstad, met verdedigingswerken. Wat weinigen weten, is dat het woord ‘paradijs’ precies dát betekent: letterlijk ‘ommuurde omgeving’. Het Hof van Eden is niet voor niets een Hof (net als het hooggerechtshof). In de Latijntalige landen noemen ze dat een ‘cité’, waar het woord ‘citoyen’ en ‘citizen’ van afstammen, maar ook de versterkte burcht of ‘citadel’, zoals de Tower en City of London (afgeleid van Lundenburh, dus ‘Londen Burcht’). Boven de Rijn, in de ‘Dietstalige’ landen, noemden ze dit een ‘burg’ of ‘burcht’, waar het woord ‘burger’ van afstamt.

Oudgrieks (Athene)
Polis
Polîtai
Frans/Engels
Cité/City/Citadel
Citoyen/Citizen
Germaans
Burcht/Burg/Burh
Burger/Borgher
De overeenkomsten tussen verschillende talen zijn bijzonder consistent

Een ‘stad’ is dus niet meer of minder dan een verzameling ‘staetes’ en is een opgeschaald ‘Huis’. Het is niet voor niets dat de adel hun naam heeft gekoppeld aan het ‘Huis’, zoals het Huis Bourbon, Habsburg, of Sakse-Coburg, die allemaal een variant van ‘burcht’ in zich dragen. Deze namen waren vaak ontstaan op basis van de plek, het land waarvan zij Heer waren. Ons huidig Koninklijk huis stamt daarom uit het land van Orange. En het huis Savoye stamt uit de streek Savoye.

Vaak waren dit ‘omhooggevallen boeren’, die er steeds beter in werden om de landbouw rond hun burcht te beheren en beheersen en daarmee een status-aparte verdienden en zich gingen toeleggen op het beschermen van de omlanden en de belangrijkste oogsten en schatten bewaarden in hun burcht. Het belang van de landbouw om tot een stad te kunnen komen is onmiskenbaar, maar ook onderschat. Mede omdat er juist op de boeren en het omland wordt neergekeken door degenen die daar ooit van afstamden: de Heren zelf.

In de kern van de burcht was meestal enerzijds een gevangenis en anderszijds een ‘kluister’ of ‘cloister’, waar een ‘kluizenaar’ op de ‘kluis’ lette. In de belangrijkste burchten werd hier ook de munt geslagen en werden de officiële zegels uitgevaardigd vanaf het bureau [wat afstamt van ‘purper’, de kleur van het vilt op de tafel waar de zegels werden afgegeven], waarmee de eerste officiële [van office] licentiemodellen ontstonden. De meeste burchten lagen daarnaast op strategische locaties, enerzijds om bescherming te kunnen bieden en daarvoor belasting te vragen of omdat zij tol of (ac)cijns konden vragen, bijvoorbeeld voor doorvaart of doortocht.

Het waren deze Huizen of Staten die de dienst uitmaakten. Zij stuurden hun Heren als eerste vertegenwoordigers [principalen] naar een gezamenlijke vergadering, waar zij de besluiten namen voor hun huishoudens. Daarbij hanteerden zij hetzelfde model als in hun eigen huishouden. Er stond één Heer aan het hoofd, die zij uit hun midden kozen. Dit werd de Burcht- of beschermheer (Burger – Borgher – Burgheer). Soms werd dit een vaste, overerfbare functie, soms bleven zij deze wisselen.

Zo zijn ook de stadsrechten ontstaan, bijzondere voorrechten [privileges] die aan een grondgebied konden worden toegekend door de eigenaar of bezitter van de grond. Verlening van deze rechten maakte deel uit van het leenstelsel, waarbij grootgrondbezitters als een vorst of bisschop, een deel van hun eigendomsrechten in bruikleen gaven in ruil voor allerlei verplichtingen en diensten als politieke en militaire steun. Dat was de onderlinge ‘deal’, waarvoor ongeveer 10% belasting, de ‘tienden’, werd afgedragen aan de heer in ruil voor bescherming.

De markt heeft hier ook haar oorsprong gevonden, want de moderne economische ‘wereldmarkt’ met zijn ‘verborgen hand’ is niet veel meer dan de ouderwetse warenmarkt op het stadsplein, waar de handelaren uit de stad en de omgeving hun waar aanbieden en ruilen. En de (stad)staat geeft de licenties uit, zoals de (internationale) Kamer van Koophandel deze tegenwoordig op (inter)nationaal niveau uitgeeft.

Met het huishouden ontstond ook het idee van ‘eigendom’ [eigen domein] en vervolgens het erfrecht [van erf, dus land]. Dit werd doorgegeven van vader op zoon. De moeders en dochters hadden hierin over het algemeen niks te vertellen. En als je ervoor koos om het overerven alleen op de oudste en dus eerste erfgenaam [de principe of prins, die het ‘erf’ ‘erft‘] over te laten gaan, dan kon het huishouden één blijven en hoefde het niet verdeeld te worden. Er zijn daarom ook tongen die beweren dat de Franse revolutie was gestart door de niet-oudsten, die een poging waagden om alsnog mee te kunnen dingen om het erfrecht dat hun met de toenmalige regels niet toekwam.

Dit erfrecht ging dus volgens de lijn van de ‘genos’, wat ‘stam’ betekent en waar worden als ‘genetisch’, ‘generaal’, ‘genie’ en ‘genesis’ vandaan komen. De leden van een genos waren dus de afstammelingen van een ‘geslacht’, een naam die ook door de adel wordt gebruikt. Daarmee zijn zij dus ook gebonden aan het land, wat terugkomt in de betekenis van ‘mens’, wat letterlijk betekent dat wij uit de ‘aarde’ komen. ‘Homo’ heeft bijvoorbeeld dezelfde woordstam als ‘humus’. En ‘Adam’ wat zowel ‘eerste mens’ als ‘aarde’ of ‘klei’ betekent.

Tussenfase
‘Interpolis’

Deze stadstaten bestonden bij de gratie van de bescherming die zij boden aan hun huizen. De burchtheren van de polis waren daarom ook sterk gericht op politie, maar ook militair, dus ook buiten de polis of burcht. Sommige Heren ontpopten zich als veldheer, waarbij zij hun militaire middelen inzetten om omringende landen te veroveren of andere stadstaten.

Zo ontstond de volgende tussenfase, na die van een verzameling staten of huizen, van de ‘interpolis’, een verzameling stadstaten. Waarbij uitgevochten moest worden wie nu eigenlijk aan het hoofd moest staan, want het werd opeens toch een stuk ingewikkelder om dat te bepalen. Zo ontstond er een onderlinge strijd tussen de huizen, waarbij de ‘oudste huizen’ de meeste aanspraak konden maken op de heerschappij.

Omdat de andere staten en landen met geweld waren veroverd en onderworpen, was het niet meer dan logisch dat de meer militair georiënteerde huizen deze onder de duim moesten houden. Zo zijn de ridderordes ontstaan, want ‘ridder’ komt van ‘rijder’ of ‘ruiter’, een bereden politie, die werd geridderd om zijn militaire verdiensten. De belangrijkste ridderordes zijn dan ook stuk voor stuk militair van aard. Denk aan de Tempeliers of kruisvaarders, maar ook aan de nog altijd bestaande ‘Duitse Orde’, de ‘Johannieter Orde’ of de ‘Soevereine Militaire Orde van Malta’, die waren opgericht om het heilige land te veroveren.

Officieel moeten de militaire ridderordes ook als eerste worden gedragen op de kleding. Daarná komen pas de ‘huisordes’, die dus van minder belang zijn. Het is precies op dit tussenniveau waar de stadstaten ook steeds meer ‘patriarchaal’ worden, dus aangestuurd door koningen, die van oudsher niet meer waren dan militaire leiders. De mannen, die oorspronkelijk vooral op ‘buiten’ waren georiënteerd, moesten de veroverde staten en landen in toom houden, zodat de ‘thuisbasis’ kon meeprofiteren met hun burgerrechten.

De oorsprong van het geweldsmonopolie

Volgens Max Weber is er één specifiek criterium om de staat mee te definiëren. En dat is het geweldsmonopolie. De staat heeft dus het exclusieve alleenrecht om geweld in te mogen zetten of dit legaal te delegeren, legaliseren of illegaal te verklaren. Met de kennis van de Oikos en de Kyrios wordt het ineens kraakhelder waarom dit zo is en hoe dit is ontstaan.

Want de Heer des Huizes, de Kyrios, had namelijk óók een geweldsmonopolie. Hij kon zelfstandig beslissen over leven en dood van de leden van zijn huishouden. Ditzelfde idee is enkel verder opgeschaald tot steeds grotere hoogten, met steeds meer lagen van Kyrioi die de lakens uitdeelden en de knopen doorhakten.

Daarom vormen de veiligheidsdiensten (politie, defensie) ook de kern van de staat, iets waarover socialisten, liberalen en zelfs libertariërs het allemaal eens zijn. Dat het goed is om het geweld te centraliseren bij één centrale autoriteit. Is dit echter wel zo vanzelfsprekend? Of is het enkel het logische gevolg van het volgen van ditzelfde millennia oude model, waarin er één Heer aan het roer moet staan?

Dit verklaart ook waarom de oude ridderordes allemaal militair van aard zijn, zoals hierboven beschreven. Zo worden de termen ‘Veldheer’ en ‘Warlord’ ook ineens duidelijker. Deze ridderordes zijn vervolgens de kern gaan vormen van het ancien regime en hun fascinatie voor het leger is dan ook onveranderd. Alle prinsen van vorstenhuizen doorlopen op enig moment militaire opleidingen. En de overeenkomsten tussen de ridderlijke en militaire onderscheidingen zijn enorm.


Schaalniveau C
De natiestaat

Door steeds meer landen en steden te veroveren en/of onder één hoofd of Heer te brengen, ontstonden er steeds grotere grondgebieden, die echter ook steeds minder met elkaar gemeen hadden. Hooguit hun geboortegrond. Dit is dan ook de geboorte van de ‘natie’, wat afstamt van ‘geboorte’ [nataal], net als ‘natuur’. Het wordt vreemd genoeg ‘Vaderland’ genoemd, terwijl we altijd spreken over ‘moeder aarde’. Het toont de patriarchale overheersing waar we al ontzettend lang mee te maken hebben, die dus terug gaat op de almacht van de Kyrios (heer) van de Oikos (huishouden).

Er ontstaat nu een strijd op een steeds ‘hoger’ niveau om bepaalde landen te veroveren en onder de leiding van één Heer of Huis te brengen. Een select groepje van militair georiënteerde Huizen blijft over die zichzelf aanwijzen als rechtmatige heersers van dergelijke rijken. Daarbij schuwden zij niet om de geschiedenis te herschrijven om hun stambomen op te vijzelen en recht te trekken.

Zo zijn er voorbeelden te over van erfgenamen die niet meer zijn dan verre achterneven en een claim leggen op een troon. Prins Maurits is een mooi voorbeeld, die slechts een neef van Willem van Oranje was. Of van erfgenamen die plotseling op wonderbaarlijke wijze waren geboren nadat een vorst kinderloos leek te zijn gestorven. Willem III2 en Alfonso XIII3 zijn daarvan voorbeelden, waarbij zij vlak voor de sterfdatum van hun ‘vader’ zijn geboren.

Daarbij is het niet zo dat dit vaderland heel toevallig zo is ‘ontstaan’, maar bijna zonder uitzondering werd de kaart om de zoveel decennia weer verdeeld onder de heersende huizen, meestal door uitvoerige oorlogsvoering, wat hielp om de boel een beetje op te schudden. Om de kaart opnieuw te verdelen kwamen de vorsten bijeen in vorstenvergaderingen, waar zij onderling afspraken wat de nieuwe ‘Orde’ zou zijn en bepaalden zijn wie er aan het hoofd [capo, van caput] kwam en wat de hoofdsteden [kapitaal, capital, ook van caput] werden.

Krachtige voorbeelden zijn de vrede van Münster of Westfalen (1648), waarvan wordt beweerd dat daar de natiestaat is ontstaan, het congres van Wenen (1814/1815), waar het Ancien Regime de macht teruggreep na de revolutiejaren en tegelijk de weg plaveide voor de aankomende revoluties van bijvoorbeeld 1848, waarmee het Huis (!) van Thorbecke werd geïnstalleerd. Maar ook de koloniale conferentie van Berlijn (1884/1885), waar de toenmalige grootmachten Afrika hebben verdeeld met een liniaaltje.

Voor de natiestaat is niets zo belangrijk als de economie. Daar draait alles om. De economie moet groeien. Maar nu weten we wat dit woord werkelijk betekent: het is het management [nomos] van het huishouden [Oikos], maar nu op een veel grotere schaal, zoals al eerder gezegd over de opgeschaalde (waren)markt. Een schaalniveau met enorm veel lagen ertussen en een snel groeiende bureaucratie of hofhouding. Want het hof van de koning groeit exponentieel ten opzichte van de voordelen die het zou moeten brengen. Lodewijk XIV had ongeveer de gehele burgerij in en om Versailles verzameld.

In Nederland deden we het iets eenvoudiger. Hier hadden we geen vorst. We hadden enkel de vergadering van de Staten-Generaal. Er was geen vaste regering, er waren geen vaste bestuurders met hun ‘zetels’ die zij konden doorgeven. Enkel de vertegenwoordigers van de (provinciale) staten, die op hun beurt de lokale ‘Staeten’ vertegenwoordigden. Van onderaf opgebouwd, een directe vertegenwoordiging. Wel enkel van de gegoede burgerij uit de stadstaten uiteraard, want ook hier geldt nog steeds hetzelfde model. En een stadhouder als militair leider die het later (met het congres van Wenen van 1814/1815) toch nog tot koning schopte.

Tussenfase
Internationaal

Voor sommige heersers is een natiestaat echter niet genoeg. Dit is niet enkel gedreven vanuit expansiedrift, maar ook uit protectionisme. Om het eigen land te beschermen, moet je mededingers zien uit te sluiten. En de beste manier om dat voor elkaar te krijgen is door een monopoliepositie te verwerven. Om als enige over te blijven. Dan weet je (zo goed als) zeker dat je geen concurrentie meer hoeft te verwachten.

Hoe hoger de vorst namelijk klimt op de maatschappelijke ladder, hoe meer hij overal samenzweringen [complotten] begint te zien om hem van de troon te stoten en de kroon te bemachtigen. Bovendien raakt zo iemand ook steeds meer afgezonderd, op steeds grotere afstand van waar het gebeurt. Dus gaat een vorst proberen andere huizen op afstand te houden, zoals de Windsors (eigenlijk Huis Saksen-Coburg en Gotha) in 1915 allerlei huizen uit de Order of the Garter hebben gestoten.

Daarnaast is het meestal ook niet interessant meer om het gevecht op het bekende land te voeren, omdat het daar een ‘red ocean’ is, met veel te veel concurrentie en weinig te winnen. Er is veel strijdkracht voor nodig en de resultaten zijn beperkt. De heren vervallen in een spelletje ‘landjepik’. Dus gaan zij op zoek naar een ‘blue ocean’, om landen te veroveren waar er nog veel te winnen is en weinig mededingers zijn.

Het land is dan niet meer de voornaamste focus, maar het water. Als je de wereld wil veroveren, moet je de handelsstromen op de wereldzeeën beheersen en ook daar vooral de mededingers uitsluiten. Toen de VOC in 1629 de Molukken veroverden, stelden zij daar de doodstraf in op de export van kruidnagelbomen. Alle bomen buiten dit gebied werden omgehakt. Daar waar de bomen nog wel waren toegestaan, was men verplicht alle kruidnagels aan de VOC te leveren. Dat soort spelletjes werden overal gespeeld.

Tegelijk met het opschalen van de stadstaten tot natiestaten rond 1500 begon ook het kolonisatieproces over de hele wereld. Maar dit was uiteraard niet voor het eerst. De Griekse en Romeinse stadstaten stonden er ook om bekend vooral zeevarende naties te zijn, die met name via zeeroutes overzeese gebieden veroverden. Bovendien had het water zo zijn voordelen: de wetten van het land gelden daar niet. Daar gelden de wetten van de zee: Maritiem admiraliteitsrecht.

Deze tijd is dan ook vooral de tijd geweest van de ‘grote piraten’, zoals Buckminster Fuller ze noemt. De ridderordes waren hun daarin voorgegaan, die niet voor niets ‘kruisvaarders’ heetten. Zij waren soeverein tussen de naties. In een soort twilight zone, een tussenruimte of niemandsland, konden zij hun eigen regels bedenken of juist andermans regels ontlopen en omzeilen. Tot op de dag van vandaag kennen we dit met belastingparadijzen en allerlei omzichtige trucs om voordeeltjes te behalen op hun mededingers.

De grote wisseltruc

Door de verschuiving van de natiestaten naar de internationale betrekkingen, verschoof ook de aandacht van de individuele Heren, prinsen of vorsten naar de betrekkingen tussen hen. Op het kleinste niveau is dit het verschil tussen een persoon en een contract tussen hen (interpersoonlijk). De vorsten heersen daarmee niet meer zelf, maar de contracten tussen hen heersen dan. Dat zijn dan bijvoorbeeld de wetten en verdragen.

Dit is ook in de Nederlandse grondwet vastgelegd in artikel 90 “De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde” en 94 “Binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften vinden geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Hetzelfde is gebeurd met de reformatie, waarbij niet langer aan de paus (als persoon) als hoogste autoriteit werd toegekend, maar aan de heilige schrift (de bijbel) als convenant of verdrag tussen alle gelovigen. Zoiets is ook gebeurd met de verschuiving van de absolute vorsten naar de wet als hoogste macht. Door de opkomst van het internationaal recht heeft de grote wisseltruc plaatsgevonden: de vorsten werden onderworpen aan de internationale verdragen en binnenlandse wetten.

Feitelijk is dit dus niet meer of minder dan de verschuiving van het persoonlijke eigendom naar het interpersoonlijke contract. Van de individuele eigendomsrechten naar de afspraken en contracten die dit onderling regelen. Met de overgang naar één wereldorde zal daarom ook weer een absoluut vorst nodig zijn om boven die wetten te kunnen staan. Eén Heer, één wereldprins. Of dit gaat lukken is zeer de vraag, want dit zal ongetwijfeld enorme weerstand oproepen.

Dit soort koloniale, imperialistische wereldmachten weten echter ook dat er een grens zit op wat zij kunnen beheersen. Wie ooit het spelletje Risk heeft gespeeld, leert dat je eigen manschappen steeds dunner bezaaid raken als het Rijk verder groeit. Dus zijn er andere manieren nodig om een monopolie te realiseren en behouden. Dit kan via scherpe en uniforme wetten, maar zonder een eenvormige religie is dit allemaal heel ingewikkeld.

De bijbel is daarom ook meermaals misbruikt om de macht van wereldse heersers te versterken, wat te herkennen is aan de bewust verkeerde vertalingen van vele bijbelteksten om de heersende macht te steunen. Romeinen XIII is daarvan één van de sterkste voorbeelden, waarbij exousai (‘hogere machten’) is vertaald als ‘overheden’ en ‘eerbied’ als ‘belasting’. Op deze manier konden mensen op afstand worden onderdrukt zonder direct geweld te hoeven gebruiken.

Er zijn overigens ook sterke aanwijzingen dat dit vanaf het allereerste begin al de bedoeling was van de bijbel: om de opstanden in het Romeinse Rijk te draaien richting rechtvaardiging van de Romeinse overheersing. De Romeinen komen er dan ook bijzonder goed vanaf in het Nieuwe Testament. Zonder de geestelijke oproep tot eenheid en volkeren te verenigen onder één Heer (wederom de dubbele betekenis) is het heel lastig om macht te bundelen in het kader van ‘Eendracht maakt macht‘.

Religie [‘opnieuw binden’] helpt om het wereld- en mensbeeld te herscheppen. Om de #dingen die spelen te vervangen door voorgeschreven dogma’s. Het midden, waar volkeren van zichzelf over gaan, wordt gekaapt en vervangen door een doctrine. “Vanaf nu gaan jullie het hierover hebben.” Bovendien zijn geestelijken bijzonder handig, omdat zij geen nageslacht produceren en dus ook geen aanspraak kunnen maken op het erfrecht. De gevallen dat een geestelijke macht de wereldlijke macht greep zijn verwaarloosbaar ten opzichte van de tegenovergestelde situatie.

De kerk leverde en levert vooral de legitimatie om te mógen regeren. Daarom werden keizers van oudsher door de paus gekroond, totdat Napoleon zichzelf kroonde, slechts in bijzijn van de paus. De staat is gebouwd op basis van het goddelijk recht om te mogen regeren. De Heren ontlenen hun recht om te regeren aan de Here. Dit goddelijk mandaat is na de revoluties ingeruild door een democratisch mandaat. Omdat mensen stemmen bij verkiezingen en hun belastingen betalen is dat een uninformed consent om te mogen regeren.

Met de ontkerkelijking van de 19de eeuw (en daarvoor al met de reformatie, die vooral was bedoeld om de bezittingen van de kerken en commons te onteigenen, zoals Adam Smith en Karl Marx beschrijven) en de revoluties, ontstond er dus behoefte aan een nieuwe manier om de orde te behouden. De industriële revolutie zorgde ervoor dat veel boeren naar de stad werden gejaagd om daar hun brood te verdienen, maar de omstandigheden waren erbarmelijk.

De burgerij (de bevoorrechte klasse die teruggaat op de burcht) zag dat de oude manieren niet meer werkten en zagen in de industrialisatie een manier om de oude orde nieuw leven in te blazen. Dat is ook hoe de Amerikaanse burgeroorlog is ontstaan: de federalisten uit het noorden wilden industrialiseren en de mensen naar de steden halen met behulp van protectionistische maatregelen, terwijl de zuidelijke confederatieve staten (gesteund door Frankrijk en Groot-Brittanië) meer vrijhandel wilden om hun verouderde slavenkolonies uit te kunnen breiden, net als overigens het verhaal was met de opiumoorlogen die China op de knieeën brachten.

In beide gevallen, slavernij dan wel protectionisme, is het niet echt een heel goed verhaal. Dat is de reden waarom er (terecht) zoveel aandacht gaat naar burgerrechten en anti-slavernij, maar weinig naar de onderdrukking die ontstaat door gecentraliseerde industrie en bureaucratie voor protectionistische doeleinden. De federalisten, die één verenigd Amerika wensten, wonnen de burgeroorlog en hebben vervolgens de Verenigde Staten gecentraliseerd tot één wereldmacht die doorstoomde om de New World Order te gaan vormen. De betekenis daarvan is vrij eenvoudig: ‘de nieuwe wereld’ was de term voor Amerika. En de nieuwe wereldorde komt dus daar vandaan.

Sindsdien heeft die wereldorde verschillende namen, maar de meest bekende zijn de ‘rule-based world order’ en ‘liberal international order’. Deze laatste is in dit verband interessant om te verkennen, want de wereldorde is op dit moment dus enerzijds ‘internationaal’ en bevindt zich tussen naties. En anderzijds ‘liberaal’, wat niet ‘vrij’ betekent, maar gaat vooral over wat je legaal (vanuit de wetten en regels) gezien ‘vermag’. Dat is het vermogen of de macht die voortvloeit uit de internationale wetten, waarbij allerlei belemmerende wetten en regels zijn ‘vrijgelaten’ of ‘vrijgesteld’ [geliberaliseerd] door de hogere machten.

Deze internationale wereldorde is geconsolideerd met het verdrag van Bretton Woods uit 1944, waar de dollar de wereldmunt werd, en de United Nations Conference on International Organizations, waar de geallieerde ‘United Nations’ hun macht vastzetten in een systeem van internationale organisaties en NGO’s (non-gouvernementele organisaties), waar vervolgens de verslagen naties bij werden gevoegd. Het hoofdkantoor van de VN staat niet voor niets in New York.


Schaalniveau D
De wereldstaat

Sindsdien zijn de imperialistische ambities van de Verenigde Staten zeer zichtbaar. Er is geen enkel land of rijk dat zoveel militaire bases heeft over de hele wereld. En hun militaire macht is dan ook wat volgens sommigen juist voor de ‘wereldvrede’ zorgt: ‘Pax Americana’. Dit naar het evenbeeld van de ‘Pax Romana’, een ‘romantisch’ beeld van het Romeinse Rijk dat ‘vrede’ bracht door hun militaire overmacht en zij die ongehoorzaam waren met geweld onderdrukten.

De strategie na de tweede wereldoorlog is echter niet alleen gewelddadig met wapens, maar ook met de pen: bureaucratie. Intelligentiediensten zorgen, samen met de legermachten, ervoor dat wereldwijd de (wereld)orde wordt bewaakt. En daarmee stellen zij zich op als de oorspronkelijk politie van de Atheense Polis. Maar dan wereldwijd. Met behulp van digitalisering worden de wereldburgers overal netjes in de gaten gehouden om te voorkomen dat zij terroristen [van terroir of aarde] worden en daarmee de wereldhegemonie in gevaar zouden kunnen brengen.

Het grootste gevaar voor een wereldorde komt namelijk niet meer van buiten, want dat is er in zekere zin niet meer. De enige gevaren komen van binnen. Van natiestaten die hun soevereiniteit terug willen en zich niet langer willen onderwerpen aan het centrale gezag van de wereldwijde federatie, die Hardt en Negri ‘Empire’ noemen, dus zonder voorafgaand lidwoord, want er is nog maar één wereldimperium over.

Deze wereldfederatie is er formeel echter nog niet. Er wordt wel druk aan gewerkt. De Sovjetunie is de Russische federatie geworden en trekt nu de kar van de BRICS, om alle niet-westerse landen te verenigen. De Europese Unie wordt steeds meer de Verenigde Staten van Europa (wat altijd al het achterliggende plan was). En de Verenigde Staten van Amerika worden steeds meer de Verenigde Wereldstaten, met stiekem op de achtergrond hun ‘voorouders’, de Britten, die hun jonge broertje als knokploeg inzetten om hun eigen belangen in de wereld te verdedigen en uit te breiden.

Wat nog mist is één federatieve wereldregering. Eén enkele soeverein. Een executive, die executive orders kan en mag uitvaardigen. Waaraan alle soevereinen zich onderwerpen. Aan hun nieuwe Wereldheer. Die de wereldwijde burcht mag gaan besturen en dit mag omvormen tot een aards paradijs [weet je nog: ommuurde tuin], waarin iedereen op papier gelijk is, maar sommigen meer gelijk dan anderen. En de VN is altijd al bedoeld geweest om dat voor elkaar te krijgen. De vaart der volkeren werkt in slechts één richting.

Daarbij wordt tegelijk toegewerkt naar de singularity, het moment waarop (wordt aangenomen dat) de rekenkracht van computers groter is dan het menselijk verstand. De rule-based wereldorde op basis van ‘objectieve’ wetten en regels zal dan veranderen in een singular world order op basis van machine learning, een singular synthetic sovereign, waaraan iedereen zich ‘vrijwillig’ onderwerpt. Of het daar allemaal beter van wordt en oorlog de wereld uit wordt geholpen, dat valt ten zeerste te betwijfelen. Er is op zijn minst geen enkel bewijs voor.

Tussenfase
Interplanetair

Onze blik, van de gemiddelde mens op aarde, is vooral gericht op onze planeet. Maar ondertussen heeft de VS, naast hun digitaliseringsagenda, ook een ruimteagenda. Dat is iedereen wel bekend. Deze is, na een vrij lange pauze, sinds een aantal jaren weer tussen de mottenballen uitgehaald. “The world is not enough.” De ogen zijn al decennia lang gericht op andere planeten. Om die te koloniseren.

Dit is ook niet veel nieuws. De oude Grieken waren al bekend met het idee dat de aarde rond de zon draait. Na de verduistering van de middeleeuwen, door de verbranding en verbanning van alles wat niet in lijn was met de kerkdoctrine, begon rond 1500 de oude kennis weer boven water te komen. Simon Stevin had het bijvoorbeeld in de 16de eeuw al over de ‘Wysentijd’, een tijd waarin de mensen veel wijzer waren dan nu. De koninklijke wetenschap was toen de astronomie en hun blik was allereerst op de sterren gericht.

Met de ontdekkingen van Galileo, Kepler en Copernicus werd de nadruk verlegd van de aarde naar de zon als middelpunt. En daar werd door de Heren van de naties goed gebruik van gemaakt. Het is niet voor niets dat Lodewijk XIV zich de ‘zonnekoning’ noemde. Als het stralende centrum waar alles omheen draait. De ambities om de planeten en sterren te koloniseren is daarbij geen nieuwe.

Want wat gebeurt er als de mens Mars gaat koloniseren? Wie mag daar de vlag planten? Of wordt dat een autonome gemeenschap? Wat doet dit met ons beeld van de aarde als onze blik ineens wordt verruimd? Voor de meeste mensen is deze gedachte nieuw, maar voor sommigen is het hun levenswerk dat zij tot wasdom zien komen.


Schaalniveau E & Eindpunt
De Kosmische Orde?

Maar ook dat is slechts een tussenstap richting de échte ambitie: heersen over de kosmos. Ook dit is allesbehalve nieuw. Een kosmische orde is ook iets wat ten grondslag ligt aan het woord ‘hiërarchie’, wat ‘heilige heerschappij’ betekent en oorspronkelijk was bedoeld om de ‘rangorde der engelen’ aan te duiden. Het hemelgewelf is altijd al het belangrijkste richtsnoer geweest voor elk oud volk.

De katholieke kerk heeft daarnaast, als voortvloeisel uit het Romeinse Rijk, vanaf het eerste begin al als doel gehad om de universele religie te zijn die alle mensen (ver)bindt. Religie betekent dan ook ‘opnieuw binden’. Met verschillende pauselijke bullen is verkondigd dat alles en iedereen onderdaan is van de katholieke kerk. En zolang niemand dat in twijfel trekt, is het schijnbaar de waarheid.

Om de eenwording (wat ‘katholiek’ betekent) te bespoedigen wordt, tegelijk met de wereldorde, tevens aan een nieuwe wereldreligie gewerkt. Waarbij de oude concepten worden hergebruikt, zoals ‘licht en duister’, ‘orde’ en het idee dat ‘alles één is’ en voortkomt uit ‘één Bron’. Het idee is dat het universum in één klap is ontstaan, door intelligent ontwerp danwel door evolutie. Ook de oerknal is bijvoorbeeld bedacht door een katholieke priester, Georges Lemaître.

Dit is echter niet voorbehouden aan de katholieke kerk. Het voornaamste verschil tussen katholiek en protestant is wie of wat zij als hoogste autoriteit zien. Voor de katholieken is dat de paus [wat papa betekent] en voor de protestanten is dat de heilige schrift. Het is niet voor niets dat de rechtsstaat, waarbij de Heer (monarch) is vervangen door de Wet als hoogste macht, tegelijk in opkomst kwam met de boekdrukkunst en de reformatie.

Waarom en door wie dit allemaal wordt bedacht? Het is mij (deels) ook nog een raadsel. Ik kan mezelf niet goed voorstellen waar je zoveel grootheidswaan voor nodig zou hebben, waarom je niet gewoon met iets minder genoegen kan nemen. Mijn eigen stelling is dan ook dat hier niet enkel menselijke, maar ook geestelijke (magische) krachten aan ten grondslag liggen, waaraan deze mensen zich hebben onderworpen in hun rituelen. Maar dat is iets voor een later artikel.


Conclusie
de toestand is treurig

Met dit artikel hebben we een hele reis gemaakt, van de kleinste state of huishouden, langs het interstatelijke (dorp), naar de stadstaat (polis, burcht, cité), langs het interpolitieke, naar de natiestaat, het internationalisme, de wereldstaat, het interplanetaire tot de kosmische orde. Met zevenmijlslaarzen, zodat duidelijk wordt wat eigenlijk het achterliggende model is.

Dit is dus nog altijd de Oikos, het Atheense huishouden. Wat terugkomt in de eenzijdige focus op de economie in de natiestaat en de onverdeelde aandacht voor militair ingrijpen. Maar ook de dominantie van de man [patriarchaat] en de nadruk op de behoeftebevrediging van de Heren is een belangrijke uitwas. Uiteindelijk is een staat niet meer of minder dan de grootgrondbezitter. En alle politiek is daarmee automatisch geopolitiek. Landjepik.

Er zijn overigens vaak genoeg bewegingen tot stand gebracht die dit doorzagen en het anders wilden. Een mooi voorbeeld is ‘Georgism’ van Henry George. Hij doorzag het piramidespel dat met land werd gespeeld, waarbij je enkel hoeft te zorgen voor veel bedrijvigheid rondom en op dat land, waarmee het als vanzelf in waarde stijgt, zonder dat er iets voor hoeft te worden gedaan.

Het oorspronkelijke Monopolyspel heette dan ook ‘The Landlord’s Game’4 en kwam van de Georgists5, die daarmee twee scenario’s konden simuleren om mensen te laten ervaren hoe het landjepik-spel wordt gespeeld. Eén met een ‘landbelasting’, waarmee het spel oneindig door kon gaan. En een ander scenario waarbij deze belasting er niet is en er uiteindelijk slechts één winnaar overblijft. Een ieder die het moderne spel wel eens heeft gespeeld weet welke van de twee scenario’s eruit is gehaald.

Maar de belangrijkste uitwas is toch wel de verticale machtsverdeling tussen hoog en laag. Het Atheense (en daarna het Romeinse) huishouden was de kleinst mogelijke piramidestructuur, die door ‘grote’ denkers als Aristoteles werd gerechtvaardigd. De heer des huizes kon al beschikken over leven en dood van alle onderdanen. En dit idee is enkel verder opgeschaald naar de natiestaat, waarbij de hoogste macht (of dit nu een persoon of de wet is) ook het alleenrecht [monopolie] heeft op de beschikking over leven of dood.

Dit is de oorsprong van de hiërarchische maatschappij. En heel ‘droog’ bekeken is er in de afgelopen eeuwen en millennia bar weinig veranderd. Dezelfde structuur is nog altijd springlevend en wordt zelfs verder opgeschaald, van het kleine huishouden als kleinste eenheid en hoeksteen naar het grootste huishouden: de wereldstaat als absolute eenheid met één hoofd aan de top. En of deze nu ‘democratisch’ is gekozen en uit één of meer personen bestaat, doet er bijzonder weinig toe.

In basis draait het allemaal vooral om het erfrecht. Om alles in één hand te houden en dit onverdeeld door te kunnen geven. En vooral de claim daarop te kunnen leggen door te beweren van een volk of voorvader af te stammen, zodat dat imperium en de bijbehorende voorrechten en voordelen kunnen worden overerfd. Dit is de meest platte verklaring voor bijzonder veel kromme verschijnselen in onze wereld.

Nietzsche verklaarde God dood, wij hebben hem zelf vermoord. Daarmee is de kerk gestorven. De staat is nu stervende. En de markt is al chronisch ziek. Het wordt tijd om aan palliatieve zorg te gaan doen voor deze oude, arme orde. En tegelijk aan rouwverwerking voor degenen die moeite hebben om er afscheid van te nemen. Die nostalgisch en sentimenteel goedpraten wat in de kern tot op het bot verrot was. Het wordt tijd om te accepteren dat we dóór moeten.


Het alternatief
van Genos naar Demos

Om te zien hoe het óók kan, hoeven we niet ver te reizen. We waren al in Athene. Want naast dat in Athene een hoop zaken mis gingen, is daar ook ooit het goede voorbeeld gegeven. Solon heeft daar, na de tirannie van Draco, de wetten zo veranderd, zodat de nadruk verschoof van de genos naar de demos. De genos is de bloedlijn, de familieband of clan. En demos wordt vaak verkeerd vertaald als ‘volk’, terwijl het een geheel was van ‘deme’ of autonome woongemeenschappen.

Deze deme besloten in eigen kring hoe zij zichzelf organiseerden. En als er gebiedsoverstijgende dingen waren, dan bespraken zij dit in de volksvergadering, de ekklēsía, wat later ‘kerkgemeente’ is gaan betekenen door de bijbel. Maar dit was ooit het overleg van de Atheense (mannelijke) burgers, die hun eigen leefgemeenschap bestuurden en daarmee de bloedband op de tweede plek zetten en de gemeenschap op de eerste.

Dit lijkt in de geschiedenis een uitzondering, maar dat is het zeker niet. Het grote probleem is dat de geschiedenis wordt geschreven door de overwinnaars (dus de eerder genoemde militaire stadstaten), maar ook nog eens die overwinnaars die schreven. Lang niet alle volkeren deden dat, dus is veel geschiedenis nooit doorgegeven. En zeker niet van volkeren die zichzelf organiseerden en dus weinig administratie nodig hadden.

De geschiedenisboeken en de geschriften die daaraan ten grondslag liggen, neigen dus heel sterk naar een militair-industriële (gericht op verovering van land en grondstoffen) en tegelijk administratief-financiële (gericht op verovering van rechten en inlichtingen) maatschappij, omdat zij overwonnen én schreven. Dit is dus een zeer eenzijdig beeld dat we scheppen op basis van zeer eenzijdig bronnenmateriaal dat worden bestudeerd door schriftgeleerden die in bureaucratische omgevingen zoals universiteiten werken.

De basis voor kleinschalige samenlevingen ligt echter niet ‘als vanzelf’ bij het gezin met een enkele vader en moeder. De meeste stamverbanden kennen namelijk het idee van ‘Consanguiniteit’, waarbij ieder kind meerdere vaders en moeders kent. De zussen ‘delen’ dan hun dochters en de broers delen dan de ‘zonen’, als gedeelde verantwoordelijkheid. Maar ja, dan wordt het onmogelijk om het erfrecht goed te regelen, want alles ‘is’ van iedereen.

Dit is ook wel behoorlijk ‘communaal’ en past niet meer bij deze tijd. Net zoals het ‘gezin als hoeksteen’ ook niet meer bij deze tijd past. Het is voor velen beknellend geworden en er wordt van alle kanten aan de stoelpoten gezaagd van dit ‘heilige Huisje’. De vrouwen zijn al lange tijd bezig met emancipatie [vrijmaken uit een overheersend gezag], net als veel onderdrukte volkeren die als slaven zijn behandeld. Nu de economische slavernij van het huishouden nog.

Daarnaast werkt het huwelijk als ‘heilig instituut’ ook niet meer zoals dat ooit leek te werken. Dit is duidelijk te zien aan het aantal echtscheidingen en alle ellende die dat met zich meebrengt. De tijd van vaste verbanden en verbintenissen lijkt voorbij, dus moeten we wellicht juist nog verder seculariseren en zelfs ontheiligen, in de zin van: het heilige huisje van het voetstuk halen, zodat het niet meer een onaantastbare positie bekleedt, maar ‘op zichzelf’ kan worden beschouwd en opnieuw kan worden gewaardeerd, zonder het met geweld te hoeven vernietigen. Het is juist nodig om het geweld (denk aan leger- en politiemacht) waarmee het (eigendom) in stand wordt gehouden op te laten lossen.

Voor de toekomst kunnen we daarom minder vast en meer vloeibaar onszelf gaan organiseren in meer tijdelijke verbanden die ruimte bieden. Een goed voorbeeld is het openbreken van het exclusieve karakter van landsgrenzen, zodat je niet meer tot één overheidsgebied en jurisdictie behoort, maar tot meerdere behoort. Net zoals mensen ooit tot één kerk behoorden en dit is opengesteld.

Velen behoren namelijk niet tot uitsluitend één gebied, maar velen bevinden zich ook op grensgebieden. Tussen buurten en wijken in. Tussen steden of dorpen. De grenzen zijn niet zo hard als we deze doen voorkomen. Net als dat het instituut ‘dienstverband’ [wat afstamt van godsdienst] niet meer goed werkt en mensen voor vele ‘bazen’ werken.

De verschuiving die dus plaatsvindt is er één van ‘vast’ naar ‘vloeibaar’, van ‘uitsluitend’ naar ‘niet-uitsluitend’ (niet ‘inclusief’, dat is heel iets anders). Van bloedbanden naar gemeenschappen. Van de genos naar de demos. Maar onze instituties kunnen hiermee niet goed overweg en passen zich heel langzaam aan en enkel als zij daartoe onder druk worden gezet. Net zolang totdat het uit de voegen barst.


Voorspelling
de staat is stervende

Want dat is wat er aan het gebeuren is. We zien de staat als iets vanzelfsprekends en onaantastbaars. Met de ontkerkelijking zijn we de staat heilig gaan verklaren. Hebben we de politiek op een voetstuk gezet. Almachtig verklaard. Terwijl deze van oorsprong daar nooit voor bedoeld was. En met de democratisering ervan is die almacht in steeds meer handen gekomen en dingen steeds meer mensen om de troon.

Wat echter belangrijk is om te weten, is dat deze machtige Leviathan, zoals Hobbes (1651) de soevereine staat noemt, op sterven ligt. In het oorspronkelijke verhaal van Pinokkio, komt ook zo’n zeemonster voor die als ‘haai’ of ‘walvis’ wordt vertaald. Zoals Carlo Collodi zei in Pinokkio: “Nu moet je weten dat de haai, die al heel oud was en aan astma en hartkloppingen leed, met open mond moest slapen.”

De gevestigde orde is van onderaf opgebouwd, van huishouden naar markt, naar staat, naar kerk. Daarmee was de piramidestructuur op haar top, met de geestelijken (aristocratie) aan de top, de wereldse heersers (timocratie) daaronder, en daaronder  de rijke handelaars en producenten (oligarchie). De kerk is reeds gemarginaliseerd en heeft veel van haar macht moeten inleveren.

De staat is de volgende die aan de beurt is en een verwoede poging heeft gewaagd de spirituele leegte op te vullen die de kerk heeft achtergelaten. En de markt heeft de sukkelige staat voor het private karretje gespannen om de eigen belangen te dienen. De res publica is al lang veroverd, de piraten zijn al lang aan de macht met hun internationale wereldorde.

We beginnen langzaam maar zeker, zeker met de sterke toename van het aantal bestuurslagen, regelaars en regulering via regels, door te krijgen dat het instituut van de staat beknellend is, ons beperkt in wat we kunnen en mogen. Wij beperken onszelf en elkaar door onze angst voor wat we denken te verliezen als er geen staat meer zou zijn. Er is echter meer in de wereld (en daarbuiten) dan deze burcht, deze ommuurde tuin, dit aardse ‘paradijs’ dat wordt beschermd door de Heer hemzelve.

De mensen zijn zichzelf daaruit aan het bevrijden, maar het is daarbij enerzijds de vraag of zij daarbij ver genoeg durven te gaan en anderzijds of hun dit wordt toegestaan door hun beschermende vadertje staat, die zich als voogd of herder opstelt over zijn kindertjes en schaapjes, maar eigenlijk óók een wolf in schaapskleren is.

Het sociaal contract is aan grondige herziening toe. Dit contract is helemaal niet horizontaal, maar verticaal van aard. Het is een contract tussen ‘soeverein’ [superieur] en ‘subjecten’ [onderdanen]. En het heeft geen zin om dit eeuwenoude, verouderde model maar door te blijven schalen totdat iedereen subject is van de ene soeverein.

In plaats daarvan kunnen we het omdraaien, door te beginnen met ieder individu als eigen wezen te erkennen en van daaruit te beginnen met gemeenschappen te vormen. En dit kan tegelijk bestaan met de bestaande orde en deze langzaam maar zeker overbodig maken. Zodat we op vloeibare wijze onszelf kunnen organiseren, zonder verticale machtsverhouding. Dat noem ik cocratie en is oneindig minder complex qua opzet en oneindig veel vervullender dan wat ‘onze’ politici durven te beweren.

Een wereld zonder politiek begint bij een wereld zonder polis. Als we onze horizon kunnen en durven verbreden, zullen we zien dat we heel makkelijk zonder politici kunnen en heel eenvoudig onszelf kunnen organiseren. Dan kunnen we eindelijk uit deze hardnekkige, belemmerende overtuigingen breken en creëren we een kans om vérder te komen.

  1. Oikos (begrip) – Wikipedia ↩︎
  2. Willem III der Nederlanden – Wikipedia ↩︎
  3. //en.wikipedia.org/wiki/Alfonso_XIII ↩︎
  4. The Landlord’s Game – Wikipedia ↩︎
  5. Georgism – Wikipedia ↩︎