Het #ding als kloppend hart van de gemeenschap
Als er een leef- of werkgemeenschap is, zijn er ook #dingen die spelen waar men iets te doen heeft. ‘Ding’ of ‘Thing’ is een woord dat in noordwest Europa veel wordt gebruikt en betekent van oorsprong geen voorwerp, maar is de benaming voor de volksvergadering én het te bespreken #onderwerp.
Vandaar de spreuk: “Dat is best wel een ding” en zelfs dinsdag is genoemd naar de dag van het ding. Het kort geding herinnert ons eraan dat er ook recht werd gesproken, mededinging plaatsvond en van alles werd bedongen, door de mensen zélf, mét elkaar. Zonder verticale, gevestigde machtsstructuur.

Een recente volksvergadering, aan de hand van een KoersKaart
Het échte feest van de democratie!

De Ekklèsia van Athene op de heuvel Pnyx
In het kloppend hart van de oorspronkelijke democratie, de volksvergadering van Athene (Ekklèsia), kwamen wekelijks 6.000 tot 8.000 burgers samen die het mét elkaar voor het zeggen hadden. En niets of niemand ‘daarboven’.
De volksvergadering is bovendien een wijdverbreid verschijnsel. De Romeinen hadden de Comitia. De Britten een Folkmoot. In Rusland noemde men het een Vetsje. En in Zwitserland zijn er nog altijd kantons met hun Landsgemeinde.
Zo varieert de grootte van een klein #dingetje tot het IJslandse Alding, het ‘ding voor allen’, waar jaarlijks het hele volk samenkwam in de Þingvellir om conflicten te beslechten, huwelijken aan te gaan, zaken te doen, recht te spreken, nieuwe wetten uit te vaardigen, nieuws uit te wisselen en elkaar te ontmoeten.
Kortom, dé plaats waar zaken van (levens)belang werden geregeld. Het échte feest van de democratie!
Gelukkig was ‘vroeger’ niet alles beter. Het waren bijna uitsluitend de mannen (de Kyrios, heer des huizes, waarvan het bijbelse ‘Heer’ is afgeleid) die samenkwamen en dan ook nog enkel de mannen met burgerrechten. Bovendien is Zwitserland democratisch gezien één van de meest conservatieve landen, waar vrouwen pas in de jaren ’70 mochten stemmen! Omdat zij het kind niet met het badwater hebben weggegooid heeft hun dit nu echter tot meest democratische land ter wereld gemaakt. Laten we het beste van alle werelden combineren.
Wat bijzonder is, is het feit dat de term ‘ekklesiastisch’ en ‘église’ afstammen van de Griekse Ekklèsia, de volksvergadering dus. Het woord is echter ‘kerkgemeenschap’ gaan betekenen sinds de Septuagint, de griekse vertaling van de bijbel. Hetzelfde geldt voor de ‘heren des huizes’, de ‘kyrios’, die de vertegenwoordigers van het huishouden waren tijdens de volksvergadering. Dit woord is vervolgens in de bijbel vertaald als ‘Heer’. Het kerkelijke bepaalde én bepaalt nog altijd de structuur onze samenleving.

De eeuwige strijd van ‘mono‘ over ‘co‘

De volksvergadering (en Cocratie) is de standaard, tenzij van hogerhand verboden om een monocratische Orde te vestigen en zo de troon en kroon te veroveren van het land.
De staat (vgl. état & estate) is dan ook van oudsher de juridische heerschappij van de grootgrondbezitter(s) en het leenstelsel.
Filippos II van Macedonië en zijn zoon Alexander de Grote ontmantelden de Ekklèsia. Keizers Julius Caesar en Augustus verboden de Comitia, Keizer Karel de Grote verbood het Ding, Keizer Napoleon en het congres van Wenen (1815) hebben de revolutionaire democratische hervormingen teruggedraaid en het ancien regime hersteld, vele koningen hebben in de 19de eeuw het dingsysteem in Scandinavië vervangen door parlementen, wat in Engeland al eeuwen eerder was gebeurd.
En dan hebben we het nog niet over alle dictators van de twintigste eeuw die stuk voor stuk de macht hebben gecentraliseerd, meer dan ooit tevoren: Mussolini, Hitler, Stalin, Mao, Franco, enz.
“Deze vergaderingen van het volk, die het staatslichaam beschermen en de regering in toom houden, zijn de gezaghebbers altijd een gruwel geweest: zij sparen dan ook zorgen noch bezwaren, moeilijkheden noch beloften om er de burgers van af te schrikken.”
“Door de volksvergaderingen niet meer toe te staan bijeen te komen (…) maken alle regeringen ter wereld, wanneer zij eenmaal de openbare macht uitoefenen, zich vroeg of laat meester van het soeverein gezag.”
Jean-Jacques Rousseau (1762)

De originele kaftillustratie van Leviathan van Thomas Hobbes toont het idee van de monocratie: het volk als één lichaam.
Wat is een ‘monocratie’?
Monocratie betekent het machtsmonopolie (‘alleenrecht’) van slechts één iets of iemand óver (‘super’, ‘soeverein’) zijn onderdanen (‘subjecten’) om vóór hen te beslissen.
Dit kan een alleenheerser zijn bij een tirannie of monarchie of de eenheid van de ‘algemene wil’ bij een republiek of de moderne democratie, die ons het recht geeft onze heersers te verkiezen.
Het volk wordt dan verondersteld één persoon te zijn, één lichaam dat als één is en als één geest (de algemene wil, de res publica) met één mond spreekt. Deze Soeverein (vgl. ‘superieur’) wordt daarbij gezien als individu (‘ondeelbaar‘).
Op deze manier worden organisaties (staat én markt) als sterfelijke goden gespiegeld aan de kerk als vertegenwoordiger van de onsterfelijke God, die als één geest en één lichaam wordt gezien (naar Kor. 1:12). Want… Eendracht maakt macht!
Echter, als je iets dieper graaft, blijkt een werk- of leefgemeenschap helemaal niet ‘één’ te zijn. Deze is eenvoudig weer op te delen in de losse delen die onafhankelijk van de soeverein verder kunnen leven. Het is een fictieve personificatie. Idolatrie en afgoderij zelfs.
“Nu eens halen de staatkundigen alle delen door elkaar en dan weer scheiden zij ze; zij maken van de soeverein een spookachtig wezen, gevormd door bijeengeraapte stukken.”
Jean-Jacques Rousseau (1762)
“Degene die de persoon belichaamt wordt soeverein genoemd, en men zegt dan dat hij soeverein macht heeft; iedereen daarnaast is zijn onderdaan.”
“Het is een ware eenwording van hen allen, in één en dezelfde persoon. (…) Als dit is gebeurt, noemen we de menigte die nu in één persoon verenigd is, een staat, of in het Latijn civitas. Dit is de geboorte van de grote Leviathan, van de sterfelijke God, aan wie wij onder de onsterfelijke God onze vrede en veiligheid te danken hebben.”
Thomas Hobbes (1651)
Er is in de basis weinig veranderd. Ook nu kun je de roep tot ‘eenwording’, ‘vereniging’ en ‘eenheid’ overal terug horen in de politiek en bedrijfsleven. Alle inwoners van de EU zijn bovendien officieel “EU-onderdanen” (subjecten) en in de vijfjarenplannen van de EU is het doel om alles één te laten worden (markt, munt, gezondheidszorg, leger, politie, enz.).
Een gemeenschap is dus geen eenheid, maar vormt wél een geheel van delen. Dat is echter iets wezenlijk anders, waarmee het enige ondeelbare, het individu, weer voorop staat. En dat vormt bij cocratie de basis voor relaties en om gemeenschappen mee te vormen, die echter niet ‘gevestigd’ zijn, maar zich vloeibaar blijven vormen.
Focus eerst op de structuur, daaruit ontstaat de nieuwe cultuur
Het enige wat een gemeenschap dient vast te leggen is dit: een structuur van regelmatige vergaderingen, zodat een gemeenschap zichzelf beschermt tegen overheersing.
Want iedere heerser die deze vergaderstructuur van hogerhand tracht te verbieden of voorkomen toont zijn ware gezicht als vijand van de vergadering en dus de gemeenschap.
Op deze wijze kunnen gemeenschappen zichzelf besturen, zonder dat zij hun individuele en gemeenschappelijke macht hoeven over te dragen aan (een) enkeling(en).
De vergadering kan besluiten om een raad samen te stellen, maar deze kan feitelijk en juridisch enkel en alleen door de volksvergadering zélf worden opgericht en ontbonden.

De Haudenosee (The Six Nations) van Noord-Amerika zijn wellicht het mooiste voorbeeld hoe cocratie in de praktijk kan werken voor vrijheid, vrede en voorspoed. De stammen hadden veel onderlinge conflicten en wilden vrede.
Iedere stam stuurde vertegenwoordigers naar een gezamenlijke vergadering, waar zij tot een confederatie kwamen en hun Great Law of Peace (Kaianere’kó:wa), de inspiratiebron voor de latere Amerikaanse grondwet.
De buurt is de basis
We hebben een enorme kerstboom opgericht van instellingen en instituties, maar er mist één wezenlijke bouwsteen tussen burger en staat: de buurt. Mensen zijn niet in staat zichzelf fatsoenlijk te organiseren, want er is geen infrastructuur voor.
A. Buurtgemeenschap
De basis is dat buren met elkaar een buurtgemeenschap oprichten. De meest geschikte juridische vorm is waarschijnlijk een ‘informele vereniging’, maar zou ook een ‘vennootschap onder firma’ of zelfs een ‘kerkgemeenschap’ (zie ook: Ekklesia) kunnen zijn.
Daarbij is in al deze gevallen geen notaris nodig om het op te richten, de mensen schrijven mét elkaar zelf de statuten. Een coöperatie of stichting is in die zin minder geschikt, omdat dit via een notaris moet en daarmee de autonomie van de gemeenschap in het geding kan komen.
B. Buurtvergadering
De vereniging zet een vergaderstructuur op van #Dingen (volksvergaderingen), minimaal één keer per jaar, liefst eens per kwartaal of maand. De buren bepalen mét elkaar hoe zij dit doen en hun geld netjes verdelen met een eigen volksvergadering (#Ding) voor elke buurt.
Zo kan de buurt over hun eigen #Dingen beslissen en kan de last bij de ‘hogere’ besturen (zoals gemeente, provincie, natie, enz) worden ontlast en ontstaat er een ware participatiesamenleving. En als er zaken zijn die over meerdere buurten gaan, kunnen zij zelf of met behulp van de gemeente bij elkaar worden gebracht in een groter #Ding.
C. Buurtfonds
Eén van de grootste belemmeringen voor zelforganisatie is het totale gebrek aan eigen middelen en autonomie om hierover te mogen beslissen, dit ligt volledig bij hogere machten, zoals de gemeente (die het grootste deel weer van het Rijk krijgen).
Buren en/of gemeente storten een bedrag in de gezamenlijke pot die zij mét elkaar beheren en zelf de vruchten van plukken. De gemeente kan hier direct geld op storten om de eigen buurt te verbeteren, wat kan variëren van een buurtspeeltuintje, renovatie, verduurzaming tot een jaarlijks buurtfeest.
De drie kernvragen
A. Wie gaat ons direct vertegenwoordigen?
De kern van het #ding vormen de individuen uit de gemeenschappen zelf en niet ‘de gevestigde orde’.
Het leidt tot de zorgvuldige en duurzame besluiten met eigenaarschap die zelden terug naar de tekentafel hoeven. Dit kan worden gedaan door de hele gemeenschap of door directe vertegenwoordigers te kiezen uit het midden.
B. Wie spreekt de vergadering toe?
Het doel is om mét elkaar tót elkaar te komen, tot een vorm van overeenstemming en overeenkomst.
Als dit is bereikt, wéten alle aanwezigen dit direct, zonder stemmingen. De vorm is verder vrij, vloeibaar en veelvormig en niet vast en eenvormig. De vergadering zelf is open: non-exclusief én non-inclusief, want deelname is uit vrije wil.
C. Wie legt de directe verantwoording af?
De vertegenwoordigers leggen directe verantwoording af aan de vertegenwoordigden.
Daarbij staat niet het partijdige debat en de platte meerderheidsstem centraal, maar het goede gesprek en de constructieve discussie, de kwalitatieve uitwisseling van gedachten en gevoelens.
En zó doen we dat.
Mét elkaar.
Hoe organiseer je nu zo’n #ding? Dat is het allermooiste: er is niet één vorm voor. Het ligt aan het #ding dat voorligt en aan wat past bij de @gemeenschap.
De vergadering is in basis open voor iedereen en open van vorm, zonder uitsluiting (non-exclusief) en zonder verplichte deelname (non-inclusief). Iedereen is vrij om mee te doen.
Er zijn wel talloze manieren om dit aan te pakken. Cocratie gaat om de veelheid van aanpakken, niet om die ene, eenvormige silver bullet. Laten we het niet vastzetten in een nieuwe, gevestigde Orde, maar vloeibaar houden.
Begin met het bepalen van jullie #ding, bepaal daarna welke @individuen daar een rol in hebben en kom bij elkaar. Bepaal dan samen de beste manier om te vergaderen, die past bij jullie gemeenschap en jullie #dingen.
Daar begint het allemaal. En jullie zullen je erover verbazen hoe eenvoudig en vervullend het kan zijn om het heft weer in eigen handen te nemen.